Les 04
(2017)

De lijnen op weerkaarten heten isobaren en de getallen erbij geven de druk aan in hectopascal. De H staat voor Hogedrukgebied (pressie) en de L voor Lagedrukgebied (depressie).

De blauwe lijnen met driehoekjes geven koudefronten aan, de rode lijnen met halve bolletjes warmtefronten en de paarse lijnen met driehoekjes en bolletjes occlusiefronten.

Met trekrichting wordt de richting bedoeld waarin de depressies en vaak ook de pressies over Europa gaan. Over het algemeen is dit ZW-NO.

Elke bui brengt z’n eigen wind mee en dit ontstaat omdat de voorbijtrekkende buienwolk gevuld is met koude neerslag. Bij het naderen regent het nog niet maar komt de relatief warme lucht aan de voorkant de bui binnen, koelt sterk af waardoor het aanwezig vocht condenseert. Hierdoor ontstaan onderaan en aan de voorkant van de bui valwinden die heel hard kunnen zijn. Meestal gaat het hierbij regenen en ook een klap onweer is niet denkbeeldig. De molenaar legt de vang erop en zo nodig de bliksembeveiliging als hij het niet vertrouwt.

De cumulus nimbus is een regenwolk en kan laag (strato) midden (alto) en hoog (cirro) voorkomen. Zolang er nog niet veel neerslag in zit is de wolk vaak wit, soms bloemkoolvormig. Vaker komt hij voor als licht- middel- en soms zelfs donkergrijs wat aangeeft dat er veel neerslag in zit.

Ja, water kan onderkoeld zijn, dus onder nul, maar nog steeds vloeibaar. Als zo’n druppel iets raakt verandert dit water ogenblikkelijk in ijs. Dit is gevaarlijk op straten , maar ook op bijvoorbeeld de molenstelling en op de zeilen. Het worden onmiddellijk ijsvlaktes. Zeilen dus zo snel mogelijk wegrollen en klampen voordat er een laag ijs op zit.

Er zijn twee effecten waardoor neerslag ontstaat nl. coalescentie en het Wegener-Bergeron-Findeisen-proces. Bij coalescentie worden gecondenseerde waterdampdruppeltjes steeds groter door samenvloeiing. Bij dit proces draaien ze in de luchtstromen rond en worden door botsingen met andere waterdruppeltjes steeds groter tot ze door hun zwaarte niet meer kunnen ronddraaien en uit de wolk vallen. Onderweg worden ze nog steeds groter door botsingen met andere druppels. Bij het andere proces ontstaat neerslag doordat in de hoge bewolking ijskristallen, waterdamp en waterdruppeltjes gemengd zijn. Door de dampdruk zijn er meer watermoleculen bij de druppels en deze trekken naar de ijskristallen. Deze laatste groeien daardoor snel aan en vallen naar beneden in de vorm van sneeuw, onderkoelde regen, natte sneeuw of regen. Dampdruk is het verschijnsel dat zich meer waterdamp cq. druppeltjes vormen boven water dan boven ijs. Daardoor trekt ijs water aan en groeit.

Warmtefront is te herkennen aan een bleke hoge bewolking, een soort waas dat langzamerhand dikker wordt totdat de zon niet meer te zien is. De relatief warme lucht schuift over de koudere lucht heen , koelt daardoor langzaam af en het gaat regenen, motregen, druilerig weer soms wat mistig en weinig wind. Een koufront gaat veel sneller, de koude lucht duwt de warme lucht weg naar boven. Deze lucht koelt snel af en er ontstaan vaak stevige buien met windstoten. Vaak een wolkenband met grijze wolken waaruit in de verte al neerslag valt. Scherpe begrenzing tussen warm en koud.

De ideale molenbiotoop heeft een volledig vrije windvang. Dus geen hoge huizen, bomen etc. in de directe omgeving. De windbrief en de polderkeur zijn eigenlijk eender. Met dien verstande dat de windbrief het windrecht voor de korenmolenaar regelde (is nu niet meer zo) en het polderkeur nog wel bestaat hier en daar en er in bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden met de windvang van de poldermolen.

Voorbeelden van windhinder: hoge bomen kort bij een molen in de buurt. Flats en andere bebouwing dusdanig hoog dat de molen geen vrije windvang meer heeft. Ook bijv. een schuur o.i.d. waarvan de nok net even boven de stelling van een molen uitkomt. Bij ongunstige wind kan dit behoorlijke wervelingen in de wind geven waardoor de molen onrustiger gaat lopen.

Molenbeschermingszones zijn een soort cirkel rond de molen met een straal van enkele honderden meters waarin zoveel mogelijk wordt getracht vrije windvang te realiseren.

🔝