Les 15
(2017)

Warmtefront, koufront en occlusiefront.

Als een depressie recht over trekt komt de wind eerst uit zuidwestelijke richting, valt dan weg en komt even later terug uit noordoostelijk richting.

Waar.

Het slagstuk is een versterking en verstijving van de overring. Op de plaats van de windpeluw is het slagstuk het dikst.

Een schepradmolen kan het water niet verder dan anderhalve meter opvoeren. Als de polder nog verder inklinkt dan moet je wel een vijzel gebruiken, die een opvoerhoogte van vele meters mogelijk maakt.

De tonmolen bestaat uit een koker met daarin een vijzel. Het gewicht van het water drukt dus op de koker en als je die te groot maakt dan buigt hij door. Men heeft dit opgelost door de koker te vervangen door een goot waarin de vijzel draait.

Op het noordelijk halfrond buigt de wind naar rechts af als je met de rug in de wind staat.

Verhangmalen is als je nog even doormaalt terwijl je volgens de peilschaal de gewenste waterhoogte al bereikt hebt.

Borgspijker wegbuigen of verwijderen, kamnagel aanslaan en borgspijker weer aanbrengen / bijbuigen. Als dat niet helpt, alles er uit en een stukje zeildoek om de staart van de kam aanbrengen.

Een werkwind is een wind waarbij de molenaar stevig aan het werk moet. De noordwesten wind is vlagerig en niet richtingvast.

Vlucht maal endjes maal nulpuntnul-odeklonje = 20 x 80 x 0,04711 = ~75 km/h

🔝