De aardas van de aarde staat scheef t.o.v. de zon, waar hij omheen draait. Hierdoor ontstaat er verschil in instraling door de zon op vooral de polen en de gematigde streken. ‘s Winters minder zonlicht, dus kouder, ‘s zomers meer zonlicht dus warmer.
Zie pagina 7-9 HWV. In de bovenste zone op ons halfrond (de polaire cel) daalt koude lucht van de polen af naar het zuiden, over de aardoppervlakte. De afbuiging naar rechts geeft een wind naar het oosten. De lucht warmt ondertussen op en stijgt dus op. Aan de evenaar, in de Hadley cel, stijgt hete lucht op, veroorzaakt een westelijke wind onder de tropopauze en cirkelt afkoelend weer neer op de aarde - ook resulterend in een oostenwind. De tussenliggende Ferrel cel wordt geforceerd door stijgende lucht van de polaire cel in het noorden en dalende lucht van de Hadley cel in het zuiden en draait dus "verkeerd om". Dat geldt ook voor de luchtstromen, dus: de wind komt overwegend uit het westen in onze streken.
Tot windkracht 5 (en dus tot en met windkracht 4).
Tot windkracht 7 (en dus tot en met windkracht 6).
Nee hoor. De raket blijft keurig in een rechte lijn vliegen, maar het oppervlak waarover hij vliegt is een draaiende bol en dan lijkt het alsof er een kracht wordt uitgeoefend.
De achtkantstijlen kunnen op peulhouten staan. Peulhouten komen ook voor onder de stiepen van de fundering. Ze zorgen ervoor dat er geen vocht kan optrekken door de capillaire werking. De nerven liggen in een peulhout van links naar rechts. Daardoor kan water niet naar boven trekken en wordt rotting wordt voorkomen.
Bovenlucht is de luchtlaag ongeveer 1 km boven de molen. De lucht is, door druk van de atmosfeer, in de onderste luchtlagen dichter en beweegt trager. Maar de bovenlucht is dunner en dus neemt deze de invloeden van drukgebieden sneller over. Je kunt aan de bovenlucht vaak al zien wat de wind bij je molen over een tijdje gaat doen.