Twee achtkantstijlen worden waterpas en onder een hoek van 45 graden t.o.v. het aardoppervlak in een mal gelegd. Daarna worden de vaste legeringsbalken en de korbelen met behulp van pen- en gatverbindingen aangebracht en maakt men de veldkruizen en veldregels te pas. Zo ontstaat een juk.
Molens werden gedurende hun leven vaak een paar keer uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet. Bij de bouw, maar ook bij verplaatsen. De achtkantconstructie werd initieel op het molenerf of bij de molenmaker gemaakt en in elkaar gezet.. Daarbij werd de boel mooi pas gemaakt. Maar dat op pas maken ging deels “op gevoel”. Daarom pasten de balken alleen goed in elkaar als ze weer precies zo in elkaar kwamen te zitten. Vandaar dat delen die in elkaar moeten komen werden gemarkeerd met hetzelfde Romeinse cijfer.
De spantring. Het voeghouten kruiwerk heeft geen overring. De kruiring (of glijring) is geen onderdeel van de kap.
De molen moet van alle kanten vrije windvang hebben, dus zo weinig mogelijk hoge bomen en bebouwing in de directe omgeving. Daarom is er een vuistregel, de zogenaamde 1 op 100 regel. We gaan daarbij uit van een molen in korte rust en rekenen met de hoogte van het onderste punt van de vertikaal staande roede. Bij de molen van de Groote Polder (en bij de meeste grondzeilers) is dat ongeveer maaiveldhoogte; bij een stellingmolen is het ruwweg de hoogte van de stelling. Op die hoogte moet de eerste 100 meter rond de molen vrij blijven. Op 100 meter afsand van de molen mag een bouwsel met een hoogte van maximaal 1 meter komen en dan per 100 meter een meter hoger. Dus op 200 meter maximaal 2 meter, op 400 maximaal 4 meter en zo voort.
Punten om rekening mee te houden is nut en noodzaak van bebouwing, hoogte van de bebouwing, waar in de biotoop (bijvoorbeeld: we hebben maar weinig noordoosten winden) en draagvlak in de buurt. De biotoopregel is helder en passen we die toe mag het niet. Helaas zijn Gemeenten heel handig in een eigen interpretatie maken van de biotoopregels.
a) korbeel b) losse legeringsbalk c) vaste legeringsbalk d) hondsoor e) veldkruis f) bentbalk g) veldregel h) beer i) kardoeshout j) uittimmermantje k) achtkantstijl l) scheg m) uitbreker n) glijring
Lucht bestaat uit een menging van gassen: op onze hoogte bestaat ongeveer 78% van het volume uit stikstof, 21% uit zuurstof. De overige 1 procent bestaat uit koolzuurgas (koolstofdioxide, zo ongeveer 0.03%) en waterdamp (tot 0.7 %)
De evenaar is 40.075 km lang en draait in (bijna) 24 uur een keer rond. Een punt op de evenaar beweegt zich dus met een snelheid van 40.075/(bijna) 24 uur = 1.670 km/h oostwaarts. Als lucht zich vanaf de evenaar naar het noorden verplaatst houd deze dezelfde snelheid. Maar bijvoorbeeld bij ons in Groningen op de 51-ste breedtegraad gaan we “maar” met 1.050 km/h oostwaarts rond omdat de diameter van de aarde daar kleiner is. De lucht blijft na opstijgen de zijdelingse snelheid van 1.670 km/h houden en buigt dus (op het noordelijk halfrond) naar rechts af.
Als je met je rug in de wind staat ligt de kern van het lagedrukgebied dat die wind veroorzaakt links(voor) je.
De “endjes” is de hoeveelheid “uiteinden” van het gevlucht dat de molenaar per minuut voorbij ziet komen. We tellen 4 enden per omwenteling - 80 endjes is dus 20 omwentelingen per minuut. De omtrek van de denkbeeldige cirkel waarin de uiteinden draaien is diameter x π. De diameter is 20 meter (de vlucht) dus is de omtrek π x 20 m = 3.14 x 20 m = 62.8 m. Een end legt dus elke minuut 20 x 62.8 m af, dat is 1256 m/minuut. Dat is dus 75360 m/u – dik 75 kilometer per uur dus. Dat de windkracht 5 is, is voor de berekening niet relevant: de uitwerking van die kracht is immers al gegeven: de molen maalt met 80 endjes! Een goede benadering is de odeklonjeregel:Endjes x Vlucht x 0.04711, in dit geval 80 x 20 x 0.04711 = 75.4 km/h
Een donderglas is een oude vorm van een barometer. Een gesloten “koffiekan” van glas, met alleen de “tuit” open. Je vulde die met water en uit het verschil tussen waterspiegel in de kan en in de tuit kon je zien of de druk was gedaald of gestegen. Henk Klöpping heeft er een, dus vraag hem eens die te laten zien.