Les 05
(2023)

1015 hPa

De Hadley cel bij de evenaar: warme lucht stijgt op naar de tropopauze, beweegt zich noordwaarts, koelt af en daalt neer rond 60 graden NB, om dan over de aardoppervlakte zuidwaarts te trekken. De Polaire cel: lucht daalt neer bij de pool en beweegt zich zuidwaarts over het aardoppervlak, warmt op en stijgt op 30 graden NB op naar de troposfeer, om dan weer noordwaarts te keren. De Ferrel cel bevind zich er tussen en draait als een virtueel tandwiel daartussen: noordwaarts langs de tropopauze, zuidwaarts langs het aardoppervlak.

Een warmtefront

Die stijgt

Zeker wel! Nu is het winter, dan kondigt een front vaak hagel of (natte) sneeuw aan, snotgladde hekkens, maaldekken en stellingplanken en planken zeilen. In de zomer is het een verfrissend buitje.

Zie HWV, pg 22. Dan is het oppassen voor de molenaar. De wind zal krimpen en daarna ruimen. De wind zal sterk toenemen en we zitten regelmatig in buien. Eerst die, die door het warmtefront worden veroorzaakt, dan die, die door het koufront worden veroorzaakt. De luchtdruk daalt. We zien de wolkenbanen van het warmtefront aan de horizon. Dan gaat het regenen. Het regenen houdt op en de wind zal iets ruimen. Dan volgt het koufront: de donkere wolken ontwikkelen zich tot zware buien waarin veel wind ontstaat. De molenaar zal de molen meestal wel afzeilen en stilzetten met de bliksemafleider en roeketting erop.

Blauwe lijnen met dichte driehoekjes = koufront. Rode lijnen met dichte halve bolletjes = warmtefront. Paarse lijnen met dichte bolletjes en driehoekjes = occlusiefront. Soms zie je deze symbolen ook maar dan met open figuurtjes. Als deze symbooltjes open zijn dan wil dat zeggen dat het wel een front is maar niet op aardoppervlak.

Een dikke blauwe lijn is een trog achter een koufront, een buienlijn met soms heel zware buien. Een dikke rode lijn is een rug, een langgerekt gebied waar het meestal bijzonder goed weer is.

De getallen op de weerkaart geven de luchtdruk aan in Hp op de isobaren waar ze tussen staan.

Een krimpende wind draait tegen de klok in d.w.z. van N. naar Z. via W. De ruimende wind gaat precies andersom. Als je op de molen bent kun je ook aanhouden: ruimen is met de richting van de zon mee, krimpen is tegen de zon in.

Een molenaar moet enkele uren vooruit kunnen kijken zonder moderne hulpmiddelen, hij let daarbij op wolken, windrichting en luchtdruk met z’n barometer als hij die heeft.

De barometer geeft luchtdruk aan in hPa (hectoPascal) en soms nog in mb of mm kwikdruk (de oude eenheden: 1 mm kwikdruk is gelijk aan 1 millibar (mb) en dat is weer precies gelijk aan 1 hPa). De anemometer geeft windsnelheid weer, zo’n ding met drie draaiende halve bolletjes.

Het WBF proces houdt in dat ijs makkelijk aangroeit in wolken als daar ook waterdruppeltjes in voorkomen. Die waterdruppeltjes hebben een hogere dampdruk dan ijs – er vormen zich meer waterdruppeltjes boven (onderkoeld) water dan boven ijs. Dus bewegen de watermoleculen zich in de richting van het ijs dat daardoor aangroeit. De zo gevormde kristallen vallen naar beneden en klonteren samen met andere. Zo vormen zich sneeuwvlokken die uit de wolk vallen. Afhankelijk van de temperatuur onder de wolk kan het gaan sneeuwen, vormt zich natte sneeuw of gaat het regenen. Dat kan ook “onderkoelde” regen zijn, die levensgevaarlijk is, omdat er gladde stellingen, maaldekken, gevluchten en wegen door ontstaan.

Dan past er meer vocht in die lucht en neemt de relatieve luchtvochtigheid dus af.

Dat de wind plots wegvalt en even later uit de tegenovergestelde kant waait. Als je dat niet in de gaten had staat je molen verkeerd om in de wind wat vervelende gevolgen kan hebben. Vangen en omkrooien voor het zover is, of vangen en afzeilen.

🔝