Les 30
(2018)

Het zit mooi vast en de kans dat de ketting los komt is heel klein. Maar de werking van de ketting kan lelijke beschadigingen aan het gevlucht veroorzaken, zeker als men de ketting (onder veel geraas) aantrekt en hij dan rond de roed afwikkelt. Bordschroten, heklatten en roe kunnen beschadigen. Bij een stalen roe kan de beschermende (verf)laag beschadigen en kunnen er gaten in de roe vallen.

Een stut in het bovenwiel zit veel dichter bij de as dan het eind waar de ketting omheen is geslagen en moet dus ook veel meer krachten kunnen weerstaan; kracht maal arm.

Een ketting knopen we bij voorkeur nooit, de knopen zijn er nauwelijks uit te krijgen en de borging is voldoende goed door de ketting een aantal malen rond de paal te wikkelen en / of een lus te hebben / maken met een harpsluiting.

Het deel dat teruglopen moet voorkomen strak, het andere deel mag slap hangen. Dus: waar het hekwerk zit slap, waar de windborden zitten strak. Met de neus naar de molen: lllang llllinks, korrrt rrrechts! De reden is dat de vang, als de wind het gevlucht aanblaast, het bovenwiel als het ware wurgt en dus houdt, waar bij teruglopen de vang zichzelf 'licht'.

Alle steekborden er uit, bij zwaar weer waar gangbaar de windborden er uit, roeketting er op, extra roeketting er op, stutten in het bovenwiel, pal er in, steen in het werk, kneppel aangespannen. Molen recht in de wind zetten zodat de vang zich vast kan zetten.

In de zomer, als de molen lang stil stond. De zeilen werden er afgehaald en de molen in lange rust (overhek) gezet. Men dacht minder kans op blikseminslag te hebben, het water liep makkelijk af en de roeden werden gelijkelijk belast door de zwaartekracht zodat ze minder makkelijk krom trokken.

Dat is bij de molen van de Groote Polder de oorzaak geweest van het finaal doorroesten van de onderkant van de roede. Daar hebben we uiteindelijk een plaat opgelast en toen hield-ie het nog een paar jaar, maar hadden we indertijd beter geweten hadden we misschien zelfs nu nog wel met die roeden kunnen draaien.

Onthoud: het hekwerk volgt de roede. Je kunt dus zien of de molenaar het gevlucht 'gaand' of 'komend' heeft gevangen. Komend gevangen: vreugd; “het hoogtepunt moet nog komen”. Gaand gevangen: rouw. “Over the top”, of “Het hoogtepunt is geweest”.

Het komt wel voor, maar allereerst is grafiet zwart en kleurt alles waar het mee in aanraking komt grijs, inclusief je handen, kleding en het houtwerk. Verder maakt het het hout zacht, waardoor de zware kap van de molen van de Groote Polder in het nest gaat zitten.

Als al, dan alleen een beetje op de asjes. Wél altijd rommel, zoals takjes en stof, tussen de rollen wegblazen of plukken. Vaak vinden vogels zo'n Engels kruiwerk een mooie plek om te nestelen en vind je soms hele nesten-in-aanbouw.

Een vetboor is een soort grote kurketrekker die je gebruikt om oud, hard en vuil geworden vet uit de smeergaten van een standerdmolen te boren. Er zijn twee gaten: één in de steenbalk (voor de stormpen) en één in een kalf voor het smeren van de zetel.

Wiggen en wouterlatjes hebben samen een signaalfunctie die een torx schroef niet heeft. De wig moet weliswaar vast zitten, maar dat is geen doel op zich. Hij is bedoeld om een anderonderdeel op zijn plaats te houden. Als dat andere onderdeel verschuift dan komt de wig los te zitten. Daarom voelen molenaars regelmatig aan de wiggen en zit er één los inspecteren ze de boel zorgvuldig voor ze eventueel de wig weer aanslaan. De wouterlatjes laten zien waar de wig oorspronkelijk zat. Zo is het makkelijker om te zien of er inderdaad iets is verschoven.

🔝