De technische vooruitgang maakte het steeds gemakkelijker om onafhankelijk van wind- en/of waterkracht te kunnen produceren. Stoom, elektra en stationair motoren maakten het de molenaar gemakkelijker om ook te produceren bij gebrek aan wind. De oud-Hollands getuigde wieken bleven achter bij de moderne middelen.
In 1923 werd de vereniging "De Hollandsche Molen" opgericht. Zij schreef een prijsvraag uit met als doel het rendement van windmolens te verhogen.
Zelfzwichting is een wieksysteem. De kleppen vervangen het zeil. De molenaar heeft er gemak van omdat de molen zichzelf regelt waardoor hij meer aandacht kan besteden aan zijn product.
Van Riet, Ten Have, Bilau zijn wieksystemen.
De wiekverbetering heeft tot doel gehad om het rendement te verhogen. Het wieksysteem zit achter de roede en de wiekverbetering ervoor.
Dekkerwiek, spleet- of half-dekkerwiek, vanBusselneus, fokwiek van Fauel. De Bilau-wiek is eigenlijk een combinatie.
De molen draait, zeker bij wat hardere wind, al gauw te snel en is moeilijker te vangen. Men heeft dit grotendeels voorkomen door de introductie van de remklep. Deze gaat open boven een bepaalde snelheid waardoor de molen minder hollerig wordt.
De roede zit ingepakt met een stroomlijnprofiel en dit profiel loopt door tot aan de eerste zomer. De zeilen zijn smaller en bij een zelfzwichter zijn de kleppen ook veel smaller. Voordeel is dat de molen snel aanloopt en bij weinig wind een hoog rendement heeft. De nadelen: veel zeilslag, bij harde wind moeilijk te vangen, de molen wordt "hollerig", onderhoud aan de roedes moeilijk want ingepakt, stormgevoelig omdat het gevlucht veel wind vangt.
Fauel had patent op de fokwiek met spleetwerking en de half-dekkerwiek werkt met hetzelfde principe en dat mocht niet. Alleen de stroomlijn van de half-dekker bleef over, er zijn slechts enkele molens mee uitgerust.
Van Bussel heeft de voorkant van de roeden van een stroomlijnneus voorzien, hol aan de voorkant en bol aan de achterkant naar het uiteinde steeds dunner uitlopend. De voordelen zijn minder zeilslag met grotere trekkracht waardoor de molen snel aanloopt en regelmatiger draait. De roede blijft bereikbaar voor onderhoud en het gevlucht is stormveiliger. Een nadeel is dat de molens snel op hol slaan.
Aan de voorkant van de roede zitten gebogen houten profielen die eindigen achter de roede en bekleed met smalle schroten. Aan de achterzijde van de roede blijft er een spleet waardoor de opgevangen wind achter het zeil langs wordt geleid. Hierdoor ontwikkelt het gevlucht een heel grote trekkracht en onderdruk achter het zeil waardoor ook nauwelijks zeilslag voorkomt. Verder blijft alles aan het gevlucht bereikbaar voor onderhoud en aan het hekwerk wordt niets veranderd. Nadelen zijn dat de molen erg hollerig wordt bij vlagen en erg moeilijk te vangen is bij toenemende wind. De stilstaande molen is gevoelig voor storm omdat de trekkracht groot is en blijft. Met remkleppen is dit gedeeltelijk te ondervangen en verder zijn stutten in het bovenwiel en extra roekettingen geen overbodige luxe.
De Bilau-wiek lijkt het meest op een vliegtuigvleugel, die met een regulateur in te stellen is op draaisnelheid. Bij slechts een geringe opening tussen de beide klepdelen wordt de draaisnelheid al sterk verminderd. De molen loopt zeer snel aan en ontwikkelt een grote trekkracht met hoog rendement. Eén van de grootste nadelen is het grote gewicht van het systeem waardoor er in het verleden wieken zijn gebroken. Slechts 1 molen is er nog mee uitgerust, "De Hoop" in Norg.
De Van Riet-kleppen hebben geen omlijsting en de Ten Have-kleppen wel.
Men is overgestapt op een doorboorde bovenas met spin en tuimelaars zoals ook bij de zelfzwichting wordt toegepast.
Op de binnenroede en de molen wordt eigenlijk altijd met de binnenroede horizontaal weggezet i.v.m. de grote windvang bij zijwind als de roede verticaal zou staan.