Les 20
(2020)

Korenmolenaars! Zij ontdekten het gemak van motormaalkoppels. Ze hoefden niet meer op wind te wachten en het tijdrovende werk aan het gevlucht, het kruiwerk en de vang behoorde tot het verleden.

Al aan het eind van de negentiende eeuw was de zelfzwichting geïntroduceerd in Groningen.

Het oprichten van de vereniging ’De Hollandsche Molen’.

Sommige wiekverbeteringen waren zo efficiënt dat veel molens die ermee werden uitgerust bij harde wind te snel liepen, met extra belasting van de vang als gevolg.

Het Bilau-wieksysteem kan tot beide groepen worden gerekend.

Het is zwaarder, moeilijker te onderhouden, duurder en slijt sneller.

Dit kan men voorkomen door de treklatten te borgen.

Van ingenieur Fauël, die de fokwiek had bedacht.

De molen draait regelmatiger met een Busselneus, wat voor de kwaliteit van het maalsel beter is.

De fokwiek. Vandaar de naam.

Ik zou dan gaan voor Van Busselneuzen. Bij een storm trekt de wind enorm aan het gevlucht. De Van Busselneus gaat pas werken als het gevlucht enige snelheid heeft gekregen en dus heb je daar geen last van overmatige trekkracht bij stilstaand gevlucht.

De zwichtring dient om de kleppen te kunnen openen zodat de molen kan worden gevangen. De zwichtring en het raam draaien bij werkende molen beide mee rond met het gevlucht. Als de molenaar de molen wil vangen trekt hij bij de staart de hefboom aan, Daarmee trekt hij de 'bandvang' aan en de zwichtring remt af ten opzichte van het zwichtraam. Daardoor trekken de trekstangen aan en openen zich de kleppen.

Dit is om te voorkomen dat de wind bij stilstaande molen vat krijgt op de kleppen.

De sleuf voor de trekstang zit nog in de penbalk, de as is nog doorboord en er zit nog een gat in de wrikpen.

Een remklep tref je aan bij handmatige bediening. Een regelklep tref je aan bij automatische bediening.

Middels de middelpuntvliedende kracht die een draaiend gevlucht oplevert.

🔝