Les 22
(2020)

Bij de Hollandse vang of stutvang (fig. 6.6.1.2) ontbreekt het buikstuk. Bij deze vang is in het linkervoeghout en in het teenstuk een ruimte, de stutkast, uitgehakt waarin een houten stut is geplaatst. Deze duwt het teenstuk tegen het bovenwiel bij het vangen en dat remt het bovenwiel af. Dat gaat vaak wel wat plotseling dus is het oppassen bij het vangen. Een ezelsbruggetje: "Sako Schotebu en zijn neef Sako Tebu wonen in Vlaanderen." - wat zou daar mee bedoeld kunnen zijn?

Het buikstuk is direct of indirect met koebouten bevestigd aan de rechterdaklijst of aan het rechtervoeghout. De koebouten verhinderen dat de vang meedraait met het bovenwiel.

De vangstukken zitten los ten opzichte van elkaar. Dit komt omdat bij een losse vang de maanijzers aan elkaar gekoppeld zijn met een bout. Bij vaste maanijzers zitten de vangstukken stijf tegen elkaar (vast).

De vang blijft hangen, anders zou je er nooit mee kunnen vangen. Hij zit aan de kap vast met koebouten, vanganker, sabelijzer, lendestut en vorkstutten.

De vangstukken of -blokken worden bij voorkeur uit kromgegroeid wilgen- of populierenhout gezaagd. Dit is zacht, taai maar vooral slijtvast hout.

Vroeger maakte men vangstukken van opzettelijk kromgegroeide wilgen. Met trok de wilgen met een touw rond als ze nog jong waren en zo groeiden ze tot ze gebruikt konden worden om vangstukken uit te zagen. Tegenwoordig doen we dat niet vaak meer en zaagt men ronde stukken uit rechte bomen.

Een diameter van 5 à 6 m is voor dit wiel niet uitzonderlijk en maakt dit wiel qua omvang tot het grootste van de in windmolens toegepaste wielen.

De spouwarm bestaat uit twee helften die om de kruisarm heen is bevestigt.

Om ervoor te zorgen dat enerzijds het spiegelgat niet overdreven groot moet worden en anderszijds toch te zorgen dat de plooistukken aan de omtrek allemaal ongeveer even lang zijn zodat de grote krachten op het waterwiel gelijkelijk verdeeld worden.

De gebruikte houtsoorten zijn dezelfde als bij het bovenwiel: eiken voor de kruisarmen en de plooien, iepen voor de velgen, azijnhout of groenhart voor de kammen.

Een dollenwiel dient voor licht werk, bijvoorbeeld het luiwerk of het aandrijven van een roerijzer. Het is een schijf met daarop haaks ronde staafjes gemonteerd, de zogenaamde dollen.

Het kammenluiwerk en het sleepluiwerk. Bij een kammenluiwerk wordt er rond de koningsspil een bonkelaar aangebracht. Ook om de luias zit een bonkelaar, het luiwiel dat in de kammen van de bonkelaar rond de spil kan worden getrokken. Het sleepluiwerk heeft ook twee wielen maar deze hebben geen kammen, maar bestaan uit met een met wilgenhout beklede schijf die op een tafel (wiel) draait.

Het luitouw.

Door het touw rondgaand te maken - er is dus geen einde!

Wanneer beide wielen niet haaks op elkaar staan, noch in elkaars verlengde. Men moet dan de kammen op een andere manier afronden om hun raakvlak zo klein mogelijk te houden. Men gebruikt dan kammen met een scheve kop. Zo ontstaan dan de zogenaamde conische overbrengingen.

Zuidoost is de onweershoek. Gelukkig is er vandaag niet veel kans op onweer, al is het in de zomer altijd goed uitkijken voor dit voor molens zo gevaarlijke fenomeen.

🔝