Aan de diepe zeeg en breed gevlucht, de molen heeft veel kracht nodig om alle werktuigen aan te kunnen drijven en verder zijn er lange bijgebouwen bij.
De lange bijgebouwen waren droogschuren voor het papier en de luiken in de zijwanden konden open en dicht voor het verkrijgen van tocht om de papiervellen te drogen.
In de voddenschuur. Hier werden de vodden aangeleverd en het wemelde hier van de vlooien en luizen want de vodden waren over het algemeen smerig. De vodden werden op kleur gesorteerd en ontdaan van vuil door kloppen.
Hier werden de vodden in stukjes gescheurd m.b.v. een scherp mes dat uit de scheurbank stak. Ook knopen, gespen etc. werden hier verwijderd. Was vaak een kleine bijverdienste van de scheursters. Hier gebeurden ook vaak ongelukken met vingers i.v.m. het scheurmes.
De kapperij is een draaiende ton met valmessen. Hier werden de stukken stof verder klein gehakt.
Er zijn diverse hollanders t.w. een bewoner van Noord- of Zuidholland, een middelklein konijnenras maar hier wordt een maalbak bedoeld waarin de kleingehakte vodden uit de kapperij m.b.v. water en een maalrol met maalplaat en rijzing steeds fijner worden gemalen om tenslotte in papiermassa te eindigen. Deze maalbak is in de 17e eeuw in Holland uitgevonden vandaar de naam Hollander.
Dit zijn de eigenlijke papiermakers. De schepper schept een hoeveelheid waterige papiermassa en verdeelt deze over het schepraamoppervlak van fijn gaas. De koetser neemt het schepraam over en keert de natte papiermassa op een klaargelegd stuk vilt.
Hiermee kan een pers worden bediend om zoveel mogelijk water uit de natte papiervellen te persen.
Om bruine verkleuring tegen te gaan (roest) werd heel zuiver water opgepompt en waren leidingen van lood en de metalen gereedschappen van brons of koper.
Via het pompwiel en pomprad worden twee kolderstokken op en neer bewogen die de pomp aandrijven.
Petmolens zijn een soort weidemolentjes en dienen om zuiver water op te pompen van diep. Ze staan op een soort heuveltje en bewegen een lange hefboom op en neer waardoor er gepompt kan worden.
De wind uit ZO blijft meestal niet lang, is onbestendig en het is een beruchte onweershoek.
‘s Zomers is de O wind tamelijk onstabiel, vaak warm met de neiging tot krimpen en kans op onweer. ‘sWinters is de O wind zeer stabiel, vaak koud en kan dagenlang uit dezelfde richting met dezelfde kracht blijven waaien.