Les 34
(2021)

Als het gevlucht 1 x ronddraait dan draait de steen 6 x rond. 90 : 6 = 15, ofwel voor 90 o.p.m. gaat het gevlucht 15 x rond en dit maal 4 = 60. Dit geldt minder voor de standerdmolen aangezien hier meestal geen koningsspil in zit en het koppel direct door het bovenwiel wordt aangedreven. Het gevlucht van de standerdmolen moet sneller draaien om die 90 toeren te halen.

De kapzolder, de luizolder (hier zit het luiwerk), de steenzolder (met het maalkoppel), de maal- of stellingzolder (de belangrijkste zolder v.w.b. het werk van de molenaar). Daaronder zijn vaak nog meerdere zolders voor o.a. opslag e.d.. Deze hebben meestal geen eigen naam.

Een maalkoppel bestaat uit 2 stenen, de stilliggende ligger onderop en de draaiende loper erboven.

Het maalkoppel wordt meestal direct aangedreven door het bovenwiel waardoor de molen sneller moet draaien om het toerental te krijgen dat noodzakelijk is.

Dit zijn de voormolen en achtermolen. Ze draaien tegengesteld aan elkaar omdat ze beide door het bovenwiel aangedreven worden met een rij kammen aan de voorzijde van het bovenwiel en 1 rij kammen achter. De voormolen draait rechtsom en de achtermolen linksom.

Dit is de lichteboom. Hiermee is de druk van de loper op de ligger in te stellen. Bij weinig wind weinig druk (lichteboom naar beneden bewegen) en bij veel wind veel druk (lichteboom naar boven bewegen).

De bolspil loopt via de steenbus naar het kussenblok. Dit blok zit met duw en trekwiggen vast op de pasbalk en kan worden verschoven door de duw en trekwiggen aan te slaan of te lossen. Hierdoor kan de bolspil zuiver loodrecht worden afgesteld om o.a. te voorkomen dat de loper gaat schommelen.

De kruisvonder is een tussenbalk waardoor het uitlichten en bijhouden nog secuurder kan worden geregeld.

In de ezel scharniert de pasbalk en het paard voorkomt horizontale slingeringen.

De vaste rijn past nauwkeurig en onbeweeglijk op de nok van de bolspil. De rijn heeft twee, drie of vier uiteinden, de takken. Deze zijn in het kropgat van de loper vastgegoten (met gips) of vastgewigd. De rijn zit onbeweeglijk op de nok van de bolspil.

Dat zou veel te veel wrijving geven. De bolspil moet licht draaien en daarom is hij aan de onderkant in een pot gelagerd met een taats die daar heel weinig wrijving heeft.

Bij het uit elkaar halen en weer in elkaar zetten is het van groot belang dat alles weer op de juiste plaats komt. Daarom zijn er merkjes op de buitenrijn en de binnenrijn gezet die je bij elkaar moet plaatsen.

In de binnenrijn.

Meer gelicht.

Halverwege, dan kan de steen zowel lichten als bij worden gelegd.

Nee, in beide gevallen is dat gelijk.

Je licht dan de steen.

Het touw loopt om het eind van de lichtboom en zit dan aan de vloer vast. Je trekt dus de lichtboom naar beneden. Die balanceert op een wig of klos, waarbij de lichtboom een lange hefboom vormt. De combinatie van katrol en hefboom maakt dat je de zware steen makkelijk kunt lichten. Trek je aan het touw gaat het andere eind omhoog en daarmee trek je het lichtijzer omhoog. Dat trekt aan de pasbalk die omhoog gaat. Daarmee gaat ook de taatspot omhoog die op de pasbalk is bevestigt. En daarmee dan weer de bolspil, die de rijn omhoog duwt en zo de loper licht.

Kan dagen blijven, is stabiel en goed bruikbaar als maalwind. Vaak koud en helder weer.

🔝