De aardas van de aarde staat scheef t.o.v. de zon, waar hij omheen draait. Hierdoor ontstaat er verschil in instraling door de zon op vooral de polen en de gematigde streken. ‘s Winters minder zonlicht, dus kouder, ‘s zomers meer zonlicht dus warmer.
Vanaf windkracht 3 kunnen molens draaien en vanaf windkracht 7 staan de meeste molens stil. Alleen de pelmolen kan vaak nog tot 8, maar dan is het ook gebeurd.
Twee achtkantstijlen worden waterpas en onder een hoek van 45 graden t.o.v. het aardoppervlak in een mal gelegd. Daarna worden de vaste legeringsbalken en de korbelen met behulp van pen- en gatverbindingen aangebracht en maakt men de veldkruizen en veldregels te pas. Zo ontstaat een juk. Dit doet men twee keer, dus heeft men nu twee jukken. Die worden met een kaapstander opgezet en daarna legt men er de losse legeringsbalken op, bevestigt de korbelen en zet er dan de rest van de achtkantstijlen tegenaan. Alles met pen en gat verbinding bevestigd.
Het gewicht van de losse legeringsbalken is groot genoeg, ze blijven eigenlijk zo al op elkaar liggen. Door ze een klein stukje in te kepen liggen de balken al voldoende stevig in elkaar verankert. Zou je ze half om half in elkaar werken zouden beide balken op die plaatsen verzwakt zijn (immers: er is dan maar een halve balk over op die plekken).
De spantring en de overring. De spantring draagt de spanten, de overring is de ring die over de rollen of neuten schuift en waar de kap op rust. Hebben alle kapconstructies twee ringen?
De molen moet van alle kanten vrije windvang hebben, dus zo weinig mogelijk hoge bomen en bebouwing in de directe omgeving. Het vermogen van de molen loopt zeer snel terug bij minder goede windvang en er kunnen vreemde belastingen van gevlucht en bovenas optreden.
Lucht bestaat uit een menging van gassen: op onze hoogte bestaat ongeveer 78% van het volume uit stikstof, 21% uit zuurstof. De overige 1 procent bestaat uit koolzuurgas (koolstofdioxide, zo ongeveer 0.03%) en waterdamp (tot 0.7 %)
Relatieve luchtvochtigheid geeft aan hoeveel procent van de maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp er (bij een bepaalde temperatuur) in de lucht zit. Deze varieert dus naar mate de temperatuur van de lucht hoger of lager is (vandaar relatief)
Bij het afschieten heeft de raket dezelfde snelheid als een punt dat op de evenaar rondraait. De evenaar is 40.075 km lang en draait in (bijna) 24 uur een keer rond. Een punt op de evenaar beweegt zich dus met een snelheid van 40.075/(bijna) 24 uur = 1.670 km/h oostwaarts. Bij ons in Groningen op de 51-ste breedtegraad gaan we “maar” met 1.050 km/h oostwaarts rond omdat de diameter van de aarde daar kleiner is. De raket blijft na opstijgen echter de zijdelingse snelheid van 1.670 km/h houden en buigt dus ogenschijnlijk naar rechts af.
Het Coriolis effect.
Als je alleen let op wat je buiten kunt zien kun je niet veel verder dan maximaal een paar uur vooruit zien. Het is dan ook zaak het weer altijd goed in de gaten te houden.
Omdat je dan een onweer wat in de verte nadert kunt horen aankomen. Verder is een radiootje ook handig om het weerbericht af te luisteren ...