De standerdmolen is met de steenbalk op de stormpen geplaatst. Deze wordt omhoog gehouden door de steekbanden, die op hun beurt op de kruisplaten rusten. De kruisplaten liggen op zonneblokken die weer op teerlingen rusten.
Het dak van de onderbouw wordt de paraplu genoemd.
Vaak zitten onder de lange burriebalken een paar langwerpige platen, de slekken. Hiermee rust de kast voor een klein deel op de zetel waardoor de steenbalk, die het grootste deel van het gewicht van de kast draagt, enigszins wordt ontlast. Bij zwaar kruien kan men de slekken dunner maken.
Bij het oudere standerdmolentype lopen de trapbomen door tot aan de stijlen van de kast en wordt de trap naar boven toe steeds breder. Bij het jongere type lopen de trapbomen parallel en zitten aan weerszijden van de trap schoren, die aan het balkon vastzitten.
Het achterste maalkoppel (achtermolen) ligt op een verhoging. De ruimte onder dit maalkoppel wordt de hel genoemd, het paard van het maalkoppel bevindt zich in die hel.
De wipmolen is opgebouwd uit een bovenhuis en een ondertoren.
Het bovenhuis van de wipmolen rust op de bovenzetel die deel uitmaakt van de ondertoren.
Dat zijn de standerdmolen en de wipmolen.
Dat kan op de zaagvloer en op het schavot.
Spinnekoppen vinden we vooral in Friesland. In Nederland zijn bijna 30 spinnekopmolens aanwezig, waarvan 26 in Friesland.
De koker bestaat uit vier, zware stijlen met daartussen vier, dikke planken. Bij kleinere molens bestaat de koker alleen uit acht, dikke planken.
De spinnekop heeft een grotere stapeling. Dat is nodig omdat de ondertoren vaak vrij vlak is en het gevlucht er, met name op de hoeken, dan tegenaan zou slaan.
De roerom.
De boktjasker en de paaltjasker. De paaltjasker is eenvoudiger van constructie. De boktjasker heeft een kruibaan voor het kruien van het wiekenkruis op de wind. Ze hebben verschillende waterwerken.
Dat is een tonmolen.
Kistraampjes
Blokkelen zijn blokken die de boventafelementsstukken verbinden en op de achtkantstijlen rusten. Deze constructie kwam vroeger voor. Later werden ze weggelaten en werden de boventafelementstukken halfhouts in elkaar gelaten.
In een zeskant. Daar kan de koningspil eigenlijk niet in het midden lopen want daar zou het koningsbint komen. Men gebruikt dan ofwel een kromme balk (uit een kromgegroeide boom gezaagd) of men onderbreekt de bintbalk, zet er twee dwarsbalken op en verbindt die via twee andere balken.
Er is geen verschil. Soms zegt men wel eens dat de beltmolen op een kunstmatige verhoging is gebouwd en de bergmolen op een al aanwezige heuvel, maar dat is nergens aantoonbaar. De beide begrippen worden door elkaar gebruikt.