Les 15
(2023)

Zie ook de foto hier rechts. Op het achterkeuvelens is een groot gaffelkruirad aangebracht waarom een rondgaande ketting. De as van het kruirad daarvan drijft een kleiner tandwiel aan dat op een rondgaande tandheugel draait.

Je kunt het gevlucht niet borgen met een roedeketting.

Het verleggen van de bezet- en de kruiketting behoort hiermee tot het verleden

De kruibok.

Je kunt een extra tandwiel laten plaatsen, een katrol gebruiken, of twee zwengels aanbrengen.

Noord-Holland.

Er wordt gebruik gemaakt van een katrol en een zo groot mogelijk kruirad waar je ook vaak je benen kunt gebruiken om het rond te krijgen. Verder is het kruirad zo ver mogelijk naar buiten geplaatst.

Dat is een sterkere constructie.

Meer of beter smeren

Middels schoren aan de linker en rechterkant

In verband met de steeds wisselende richting van waaruit de wind waait, zijn molens zodanig gebouwd, dat de kap en het wiekenkruis naar de wind gekeerd kunnen worden. Dit draaien van de kap noemen we kruien.

De standerdmolen, de paltrok, de tjaskers. Je zou ook kunnen stellen dat spinnekoppen en wippen geen kruibare kap hebben.

Omdat de kappen zwaar zijn en omdat de aandrijving gelijkmatig aan twee zijden moet worden gedaan om vastknaaien te voorkomen.

Wanneer de molenaar het gevlucht op de wind heeft gekruid legt hij de kap tegen heen en weer raggen vast met de bezetketting en de kruireep. De kruireep, een touw, is aan zware slijtage onderhevig. Deze zou kunnen breken en daarom ligt hij altijd naar rechts, omdat de molen ruimend (rechtsom) wil en dus vooral aan de bezetketting trekt. Maar voor alle zekerheid legt met na het kruien ook de doodketting over de kruireep en borgt die door hem met een der schalmen over een gunstig gelegen kruikram te schuiven en dan te borgen met de schotel.

De zuidoosthoek is de onweershoek!

Da’s een strikvraag: de bovenzetel van een spinnekop is bedoel op de koker bij een te houden en draagt in principe geen gewicht.

Een eenvoudige houten constructie, bestaande uit een aantal plankjes die het water via centrifugaalkracht naar buiten dwingen.

Een duiker of spuikoker is een af te sluiten (vierkante) koker door een dijk. Bij hoog water is de koker afgesloten, bij laag water zet men de koker open en loopt het water dus uit de polder. Dit heet ‘spuien’.

Twee, net als bij een achtkant. De jukken (vaste gebinten) worden bijeengehouden door 1 los gebint, het “Koningsgebint”.

🔝