De voet van de standerdmolen bestaat uit de teerlingen, kruisplaten, standerd, steekbanden en de zetel.
Zonneblokken.
Dat hij flakkert en wappert, is dus erg onregelmatig. Noordwest is een werkwind!
Dit is nodig door de grote krachten die op het bovenhuis worden uitgeoefend tijdens het malen, maar vooral tijdens het vangen van de molen.
De voegburrie is een raamwerk, gevormd door twee kalven die tussen de voegburriebalken zijn geplaatst en op de onderzetel rusten. De steenburrie ligt hoger: hij wordt gevormd door twee kalven tussen de steenburriebalken die op de bovenzetel rusten.
De onderzetel draagt ongeveer een derde van het gewicht van het bovenhuis.
De brasem is er niet op een wip, maar je kunt wél hogere neuten op de bovenzetel aanbrengen.
De achterzomer is zo lang omdat de trapschoren er op moeten rusten, dus steekt hij aan beide kanten een behoorlijk stuk uit.
De wip heeft geen stormpen maar een holle koker.
Tegenwoordig vaak als drager van de windvaan. Het verhaal gaat ook wel dat het ooit een soort fluit was die geluid produceerde als de molen niet goed op de wind stond.
De koppel- of trekbalk is een extra balk tussen de daklijsten om de wijkende krachten tussen de daklijsten op te vangen die door het wiggen van de penbalk en de ijzerbalk worden veroorzaakt. Deze komt voornamelijk voor in de grotere bovenhuizen. Die ronding is nodig omdat de bovenas daar rond draait en er anders tegenaan zou lopen.
Men bracht er wel een metalen trekstang tussen aan, die door de daklijsten heen werd aangebracht, parallel aan de koppelbalk.
De penbalk is zowel in de lengte als in de breedte verstelbaar. Dit is nodig om de bovenas goed af te kunnen stellen, zodat hij niet warm loopt en het gevlucht niet aanloopt.
Het blokkeel ligt onder de windpeluw en ligt op de borstnaald. Hij dient ter ondersteuning van de windpeluw.
Dat is de koker van een grote wip. Een kleine heeft acht planken.
Schranken is het ten opzichte van elkaar bewegen van de balken in een raamwerk.
Men plaatst in de hoeken verstevigingen, zoals korbelen.