Bij inspectie moet je goed opletten op scheurtjes in de maanijzers en/of in de koppelbouten. Dit kan duiden op het begin van breuk.
Als je inspectie doet van de vangtrommel kijk je of de touwen en kettingen stevig zijn (geen rafels, geen scheurtjes) en of er genoeg touw is om de vang goed te bedienen. Je let op de bevestiging van de trommel in de staanders, controleert de astappen of ze niet te ruim zijn geworden en goed in de staanders draaien en of de staanders stevig zijn bevestigd.
Bij inspectie van de kammen voel je of de kammen ook los zitten, of het vlak wel evenwichtig slijt, of ze gespleten of gescheurd zijn, dat de kammen niet “vlezen” en of ze wel goed met bijenwas gesmeerd zijn.
Dat ligt er aan. In poldermolens kun je de koningsspil vaak uit het werk zetten, waardoor hij ook schuin komt te staan. Dat kan op zich geen kwaad, maar leidt wel tot een veranderde beet van de kammen.
Je moet bij inspectie van de kruipalen letten op rot (net onder het maaiveld), of ze gescheurd zijn, of ze niet scheef zijn getrokken , of ze goed vastzitten in de grond.
De pal zal er inzitten als het touw los hangt.
De molenaar had bij het weggaan van de molen de molen in het werk moeten zetten.
Je moet bij het terugplaatsen van het stormluik er op letten dat hij goed pas zit en de klamp horizontaal staat. Vergeet het borgtouw niet te bevestigen.
Als de scheur goed tegen elkaar zit en er geen grote verschillen in hoogte tussen de beide helften zitten is de kans groot dat die scheur er al lang zit en je rustig kunt draaien.
Ja, je kunt bijvoorbeeld een zwichtstand gebruiken zodat dat touw niet nodig is. Maar het is natuurlijk beter een nieuw touw aan te splitsen.
Ongeveer een zesde van het aantal endjes dat je draait.
De rondsels moeten bij een korenmolen eerst uit het werk worden gezet vóór we gaan kruien.
De kruisplaten kruisen elkaar in het midden, de één over de ander, zonder enige verbinding.
Bij zware arbeid wordt een schijfloop toegepast i.p.v. een bonkelaar. Deze zijn sterker want twee schijven met daartussen staven.
Draaiverhoudingen: het gevlucht één keer rond: de vijzel twee keer. Het gevlucht twee keer rond: het scheprad één keer. Het gevlucht één keer rond: de maalsteen ca. zes keer. Het gevlucht één keer rond: de pelsteen ca. negen keer.
Bij de standaardmolen, de spinnenkop en de wip wordt de kast/bovenhuis via een zetelkruiwerk op de wind gezet. Hierbij rust de bovenkant op een pen (standaard) of bovenzetel (spinnenkop en wip) en een onderzetel.
Het kruiwerk van de paltrok is een zetelkruiwerk. Maar het lijkt een rollenkruiwerk!