Les 27
(2024)

Je herkent de rondsels van de pellerij omdat ze kleiner zijn dan die van de maalkoppels.

De verhouding tussen naar binnen en naar buiten geslagen gaten in het pelblik is half om half. Dat is zo omdat je het pelblik, als het stomp wordt, om moet kunnen keren.

De pelmolens in Nederland zijn in 1639 ontstaan in de Zaanstreek.

Gort is goed houdbaar en je kunt er ook goed mee variëren. Gort was volksvoedsel.

Gort werd gegeten als pap, als brij en droog gekookt, waarbij men er verse of gedroogde vruchten, stroop, bruine suiker, boter, kaneel en dergelijke aan toevoegde.

De Groningers combineerden pellen en malen, waardoor de molen ook bij minder wind productief kon zijn.

De Zaanse pelmolens konden worden gelicht, net als een loper in een maalkoppel.

Zaanse molens hebben zes smalle zoggaten, Groninger hebben vier brede zoggaten.

De strekel dient om het product in de emmer te verdelen zodat het niet in de dustgroup valt.

Het neutmes dient om de neuten rond de bolspil te kunnen lossen om te kunnen smeren.

Er zijn 12-16 van die koepmaantjes aangebracht, dus in totaal 24-30.

Rollenkruiwerken en schuif- of sleepkruiwerken.

Staven van een schijfloop hebben 8 bruikbare kanten, dus je kunt 7 keer "keren".

🔝