Les 26
(2024)

De zoggaten zorgen voor een opwaartse luchtstroom, die de gerst of haalfschil naar boven blaast. De zwaartekracht trekt het product weer naar beneden. Zo danst de gerst langs het pelblik en de zijkant van de pelsteen en wordt de pel (het schilletje) verwijderd.

Pelmolens hebben een vrij diepe zeeg, om meer kracht te kunnen zetten. Ook hebben ze een vrij breed hekwerk.

Het pelblik zit om de pelsteen heen met een tussenruimte van ca. 8 tot 15 mm. De naar binnen stekende bramen slijpen de pel van de gerst en de naar buiten stekende bramen zorgen voor de afvoer van slijpsel en schillen. Als de binnenkant stomp wordt, keert men het blik zodat het nogmaals dienst kan doen.

De rauwbeitel wordt gebruikt om kerfjes in de zijkant van de loper te slaan zodat de gerst beter kan worden meegenomen.

Dust is de pel of schil van de gerst. Werd weer als veevoer gebruikt.

De pelsteen en de ligger wegen elk ruim 2000 kilo.

3 omwentelingen per seconde, dus 180 toeren.

70 endjes, dus een overbrenging van 17 toeren naar 180 toeren, 1 op 10 tot 1 op 11.

De ligger wordt ook wel ‘doodbed’ genoemd.

Er zit een handgat vlakbij het midden van de pelsteen om met de hand de steenbus te kunnen smeren.

Hier worden de korrels op grootte gesorteerd en van verontreiniging ontdaan.

Men laat de gort 4 of 6 keer over de steen gaan: eerst over de voorloop, dan over de naloop en dat 2 of 3 keer, afhankelijk van de gewenste kwaliteit. Parelgort vereist typisch 3 gangen over de voor- en naloop.

De loper draait 1,5 tot 2 cm boven de ligger, waardoor er een luchtstroom wordt opgewekt richting pelblik.

Het pelblik staat op 1 tot 1,5 centimeter van de pelstenen af.

Wind uit Zuidoost is onbestendig en het blijft niet lang. Uitkijken voor onweer en is dus geen pelweer.

Bijvoorbeeld in de winter een stabiele oostenwind, kracht 7

Dit is een bonkelaar voor licht en zwaar werk op een poldermolen. Hij is uitgerust voor licht en zwaar werk. De kleine tussenruimte tussen de beide rijen kammen is noodzakelijk om het waterwiel vrij te kunnen zetten. De koningsspil kan onder verschoven worden tussen licht en zwaar werk.

1) Smeren van de kammen (het “wassen”, dat is insmeren met bijenwas) en 2) een even/onevenverdeling van de kammen tussen twee wielen. Het ene wiel moet een oneven aantal kammen hebben, het andere een even aantal. 3) De houtsoorten van op elkaar ingrijpende kammen mogen niet gelijk zijn. Goede combinaties zijn onder andere: azijnhout en palmhout; groenhart en bolletrie; groenhart en pokhout.

Dat hiervoor niet al te veel kracht nodig is komt door de hefboomwerking van de wipstok: het gedeelte buiten de molen waaraan de molenaar trekt is ongeveer 3 tot 5 maal zo lang als het gedeelte binnen de molen waaraan de vangbalk hangt.

Een molenaar moet enkele uren vooruit kunnen kijken zonder moderne hulpmiddelen, hij let daarbij op wolken, windrichting en luchtdruk met z’n barometer als hij die heeft.

Heel veel niet, zoals epilepsie, rugklachten of andere fysieke problemen, hoogtevrees, een structureel slecht humeur of gebrek aan motivatie.

🔝