Les 10
(2025)

De stiepen, de zonneblokken, de kruisplaten, de binnen- en buitensteekbanden, de standerd, de onderzetel en de stormpen.

Noord en zuid zijn de hoge stiepen.

De standerdmolen is na 1250 in Nederland gekomen.

De steenbalk draagt het meest.

Bij doorzakken van de steenlijsten (dat zijn meestal de euveldoeners) schaaft men eerst de slekken af, als dat niet helpt dan de steenbalk optillen met een brasem.

De klauw voorkomt dat de standerd gaat draaien ten opzichte van de kruisplaten.

De functie van de zonneblokken is de ondersteuning van de kruisplaten op de stiepen. Ze zitten er onder omdat de lucht er zo vrij door kan en vocht en rot minder kans krijgen. Als een zonneblok slecht wordt kan deze relatief goedkoop vervangen worden.

Je komt als je de deur in de kast doorgaat als eerste de voormolen tegen. Achter het bovenwiel staat dan de achtermolen.

Een standerdmolen heeft de werktuigen in de kast zitten. Bij een bovenkruier zet het werk zich af tegen de kap. Als de staart niet goed wordt gezekerd kan deze zich bij een bovenkruier onverwacht verplaatsen.

Een standerdmolen heeft geen koningsspil.

Op de zolder waar je de molen binnenkomt (steenzolder/meelzolder).

Omdat de moleculen in de zomer door de warmte verder uit elkaar zijn gedreven. Daarnaast is ons meetstelsel vereenvoudigd door windkracht (Beaufort) om te zetten in windsnelheid.

De molenaar gaat naar buiten en gaat rond om zich heen kijken of hij het onweer al ziet. De ontlading is zelfs meer dan 100 km ver weg op de radio te horen. Wel een AM radio kanaal zoeken

Deze geeft aan waar de wind naar toe gaat (krimpen of ruimen)

Afzeilen en naar een poldermolen gaan om deze (veilig) aan het werk te zetten. Een standerdmolen is nooit een poldermolen.

Bij een depressie ten zuiden kun je krimpend meekruien en blijf je droog. Bij een depressie ten noorden moet je de boel omleggen en wordt je nat.

🔝