Niet waar, bij een tonmolen (zoals een tjasker) draait de ton met de vijzel mee.
De meeste vijzelmolens komen voor in Friesland, Groningen en Noord-Holland omdat in de twee noordelijke provincies pas later begonnen is met drooghouden van de polders en de vijzel al ingeburgerd was.
De tasting is het aantal centimeters, dat het scheprad in het water steekt.
Hout.
Het vulpunt van een vijzel zit altijd op dezelfde plek: onderaan de vijzelbalk, waar de duigen van de gangen beginnen.
Een houten vijzel kan doorbuigen als hij te lang in dezelfde positie staat en kan dan aanslijten in de vijzelkom.
Een poldermolen met een vijzel heeft het hoogste rendement als het vulpunt een aantal centimeters onder het polderpeil ligt.
De schepradmolen kan rond de meter opvoeren, de vijzelmolen tot 5 meter.
Regelmatig er mee werken of ten minste de vijzel regelmatig in een andere positie zetten.
De molenaar heeft gelijk.
Verhangmalen is het doormalen tot onder het gewenste peil.
Het krooshek dient om grotere voorwerpen die in de vijzel zouden kunnen komen tegen te houden, zoals takken.
Het hoogste peil vinden we uiteraard altijd aan de uitmalende kant van de molen: dat heet het boezempeil.
Ongeveer 60 centimeter onder NAP; winterpeil is ±20 cm lager dan zomerpeil.