De zwichtstanden bepaal je aan de hand van hoek ten opzichte van de horizontale lijn door de zwichtlijnbevestiging, zie tabel en figuur hieronder. Op een poldermolen gebruiken we vollen, lange halven en legen.
Altijd twee keer de afstand tussen kapotte rol en de sluis, in dit geval dus 4 velden.
Doorhalen is het losmaken van de bevestiging van een roede (spitijzers, wiggen en keerklossen) waarna de roede wordt opgetempeld (of tegenwoordig ook wel opgehesen) zodat het stuk in de askop vrij komt. Dat kan dan worden geïnspecteerd en eventueel van roestwerende middelen worden voorzien.
Een dwarsgetuigd gevlucht is een gevlucht waarbij het hekwerk aan beide kanten van de roe even ver uitsteekt. Het zeil wordt over de roeden gelegd, soms zie je ook wel twee zeilen, elk aan een kant van roede. Een dwarsgetuigd gevlucht heeft geen steekborden.
De borstroede bestaat uit een eikenhouten balk van 40 x 30 cm, 6 - 7 meter lang, die borst. De borst stak in de askop. Aan de borst, aan de twee uiteinden, werden oplangers bevestigd, met bouten en stroppen.
De potroede bestaat uit 4 lange platen waarin aan de randen gaten zijn geboord. De platen worden dan op hoekprofielen gelegd waarin hetzelfde gatenpatroon is geboord. De platen worden met klinknagels aan elkaar bevestigd.
Je zegt dat hij die zoom vóór de heklatten moet leggen. Dit is nodig omdat je anders met het steeds aanspannen van de zwichtlijnen de lat los zou kunnen trekken. De andere twee zomen komen áchter de heklatten om het zeil er mooi vlak voor te kunnen leggen en slijtage te minimaliseren.
Een scheerhout is een stevig stuk hout, aan de bordzijde in de roe gestoken, om de windborden aan te bevestigen. Het is een in het Westen van het land veel gebruikt alternatief voor doorlopend heklatten met kluften er op.
Een molen met een vlakke zeeg heeft meestal een smal gevlucht. Dergelijke molens draaien vrij snel en hebben relatief weinig kracht. Oliemolens doen het prima met een vlakke zeeg. Een molen met een vlakke zeeg draait al bij weinig wind vrij snel.
Een belaste poldermolen mag ongeveer 90 endjes gaan voor je gaat zwichten.
Normaal gesproken gebruiken we op alle enden dezelfde zeilvoering. Het is dus wat raar dat de molenaar dat doet. Toch kan hij er goede redenen voor hebben: zo kan één roede slecht zijn, of kunnen de zeilen in reparatie zijn. Je moet je wel afvragen of het wel verstandig is om met een molen te werken waarvan de roe zo slecht is dat je er geen zeil meer voor durft leggen.
Op de buitenroede, tenzij de binnenroede slecht is. De theorie is dat de buitenroede meer kracht uitoefent op de askop omdat hij verder van het centrum van de as is geplaatst.
De uitbouwsels aan de zijkant van de paltrokmolen, In het boek staat bij de afbeelding “de kluif” - dat moet 'dek-luif' zijn. De hangluif heb je ook. De dekluif zit aan de achterkant en is als het ware het “dak” (dek), de hangluif hangt aan de voorkant en is als het ware de “muur”.