Na het verstellen van de vang trekt de vangbalk (via sabelijzer) extra sterk aan het sabelstuk. De vang zal dus bovenaan, vaak linksboven aan, aan kunnen gaan lopen (kopstuk en schouderstuk). Je kunt met een plankje of houtje tussen de rijklamp en rust dit probleem vaak wel verhelpen. De molen draait langzaam achteruit, terwijl de vang er op ligt. De kam vergeten – wat doe je nu? Wat je ook doet: de pal NIET inlaten als de molen achteruit draait. Uit de wind kruien, iemand op de vangbalk laten zitten wordt ook wel gezegd, al vind ik dat een gevaarlijke zaak. Zo gauw hij stil staat de pal er in en aan de ketting. Brrr, dat ging nog maar net goed..
Vóór 1689 hadden we in Nederland geen ijzergieterijen. Het was ook daarna heel duur om een groot gietijzeren voorwerp te laten gieten en het resultaat was vaak (te) broos. Doorontwikkeling, met name in Engeland, leidde tot een tak van industrie die precisiegietwerk kon leveren van voldoende kwaliteit. Door de processtappen in hoge mate te mechaniseren werd het in halverwege de 19e eeuw mogelijk om grote series van dit gietwerk tegen een aanvaardbare prijs te leveren.
Oorspronkelijk was de overbrenging ongeveer 1 op 1.
Te snel: de theorie zegt dat het ongeveer 2:1 (of 1:½) moet zijn.
Ja, dat klopt aardig (1:2 is de “norm”).
Nee, dan zouden steeds dezelfde kammen op dezelfde kammen lopen. Beter is het als alle kammen alle kammen in de loop van de tijd eens raken: het smeert beter (bijenwas) en de kammen slijten allemaal ongeveer even snel en op vergelijkbare manier.
Die kun je niet vangen. Een trommelvang met duim bestaat niet – je hebt immers geen controle over de horizontale beweging van de ketting. Alle trommelvangen hebben een klink.
Op zich zou dat kunnen, want in tegenstelling tot een korenmolen hoeft de steenspil op een Groninger pelmolen niet op en neer te kunnen (er is geen lichtwerk). Overigens is er op Zaanse pelmolens WEL een lichtwerk, daar kan zo'n bonkelaartje dus alvast niet. Maar een bonkelaartje is wel veel minder sterk dan een rondsel en een pelsteen vergt behoorlijk wat snelheid / kracht, een goed idee is het dus niet.
Een spouwarm is half zo dik als een kruisarm en zit om de kruisarm bevestigd, samen met een tweede spouwarm en .. een spouw er tussen. Vandaar de naam. Ik heb 4 spouwarmen en 6 kruisarmen. Gesteld dat het allemaal op elkaar zou passen: hoeveel bovenwielen kan ik dan maken? Hou ik dan spouw- of kruisarmen over, zo ja: hoeveel en welke? Ik kan 2 bovenwielen maken: 1 met 2 x kruisarm + 4 x spouwarm en 1 met 4 in elkaar gewerkte kruisarmen. Ik hou dus niets over. Als ik een grote molen bouw dan kan ik denkelijk maar 1 bovenwiel maken want dan heb ik dubbele kruisarmen, denk aan de Entreprise.
De kammen in het bovenwiel zijn de drijvers, die drijven de kammen in de bovenbonkelaar aan, dat zijn dan de volgers. Jagertjes zijn er ook, maar die zitten aan de loper in een korenmolen en hebben met kammen niet veel te maken.
Endjes x Vlucht x “nul komma nul odeklonje” -> 60 x 21 x 0,04711 -> ~59 (km/h)