Het gewicht van de 3 zaagramen zorgt voor een gelijkmatige belasting. Als je maar 1 bocht hebt dan wordt de molen bij de opgaande beweging veel zwaarder belast dan bij de neergaande. Merk op dat dat niet zozeer door de zaag komt, maar door het grote gewicht van het zaagraam dat de molen omhoog moet trekken bij de opgaande beweging, waar de zwaartekracht het werk overneemt bij de neergaande beweging.
Als het zaagraam omlaag gaat. Als het raam omhoog gaat trekt het krabbelwerk de boomstam naar de zaag.
De molen heette “het Juffertje” - het was een ranke wipmolen. De molen werd op een vlot gebouwd, waardoor het mogelijk werd de molen snel te verplaatsen, maar ook omdat je zo de boomstammen die in het water dreven makkelijk kon bereiken. De molen was in Amsterdam niet gewenst, omdat het houtzagersgilde aldaar de molen als bedreigend voor de werkgelegenheid zag. Dat klopte: de houtzagerij wed een groot succes – in de iets Noordelijker gelegen Zaanstreek. Handig, zo'n vlot.
De krukas van Krelis' molen zat onderin de molen, het zaagraam werd dus van onder af opgeduwd door de krukas. De eerste houtzager was dus een wip. Later gebruikte men ook zes- en achtkanten.
Het pompraam heeft geen zagen – het is een leeg raam dat alleen dient als tegengewicht.
Aan het op- en neer bewegende zaagraam zit een krabbelstok die de krabbelarm op en neer trekt. Aan de ene kant beweegt de krabbelarm met het zaagraam mee, aan de andere kant scharniert hij rond een vast punt. De arm die zo ontstaat is nodig voor een kleinere slag en dus een grotere kracht. Aan de krabbelarm hangt het buitenijzer dat eindigt in een rondgebogen eind, dat om het (grote) krabbelrad grijpt. Dat is voorzien van tandjes. Een pal voorkomt dat het krabbelrad terug kan draaien. Er zit een touwtje aan de buitenarm. Waar is dat touwtje voor?
Dat dient om het krabbelwerk “uit het werk” te zetten terwijl de molen wel gewoon doordraait. De boomstam ligt dan even stil.
De krukpol is de lagering van de krukas. Ook dient de pol om de krukas uit te kunnen lijnen.
Strijkplaten geleiden het zaagraam als het op- en neer beweegt. Die strijkplaten zijn niet recht, maar ze lopen rond (hol/bol). Daardoor pendelt het zaagraam: de zaag beweegt zich van het te zagen hout af als het raam boven of onder staat. Dat is nodig omdat de snelheid van het zaagraam wisselt: langzaam als de krukas boven- en onderin staat en sneller als hij in het midden is. Er zitten twaalf strijkplaten in de raamstijlen. Op elke hoek zit een strijkplaat aan de voorkant, achterkant en buitenzijde, die langs verstelbare (pokhouten) neuten glijden. Het tijdens het zagen naar voren kantelen van het zaagraam wordt bereikt doordat de twee strijkplaten aan de voorkant van de onderste hoeken iets hol en de twee aan de achterkant van de onderste hoeken iets bol zijn.