De petmolen pompt helder water uit grote diepte op. Helder water is voor fabricage van wit papier noodzakelijk.
Het door de petmolen opgepompte water werd eerst op land geloosd, het zogenaamde vijverland. Dit bestond uit zigzag gegraven smalle kanaaltjes met een totaal oppervlak van wel een hectare. Uiteindelijk liep het water naar een grote bak onder de molen waar het werd opgepompt naar een filterbak gevuld met zand en schelpen en een doek over de bodem. Verder werden alle leidingen waar water door moest lopen van koper of lood gemaakt.
Om één kilo papier te maken was 150-175 liter helder water nodig.
Als je geen helder water hebt is het resultaat grauw papier. Dat is op zich ook bruikbaar. Je kunt dan gewoon oppervlaktewater gebruiken.
De voddenschuur lag vol met vodden, die op hun beurt vaak weer vol (mensen)vlooien zaten.
Op de scheurbank staat een groot mes, bedoeld om de vodden mee te scheuren. Daar moet je natuurlijk niet met een plof op gaan zitten.
Papiermolens drijven nogal wat werktuigen aan en trekken zwaar. Daarom is het gevlucht voorzien van een diepe zeeg, breed hekwerk en extra naar voren staande windborden. Hiermee trekt de molen goed bij stevige wind.
Drie - en en groot onderwiel. De bovenbonkelaar drijft de koningsspil aan.
De uit de maalbakken opgevangen papiervezel werd in een verzijgkast opgevangen. Bij voldoende wind wordt er gemalen en worden de kasten gevuld. De papiermakers kunnen dan elke dag papier maken, ook als er geen wind is.
Warm water loopt sneller door de zeef en zo kun je sneller produceren.
Wit papier moet beschrijfbaar worden. Daartoe lijmde men het in de lijmketel met een warm mengsel van water, dierlijke lijm en aluin.
Om het papier droog te persen.
Het direct zichtbare verschil is dat de Van Riet-roedes geen zoom rondom hebben en de Ten Have-roedes wel.
De fokwiek heeft een gebogen windbord dat aan de achterkant van de roede een tamelijk brede spleet openlaat. Hierdoor stromende lucht ontwikkelt grote trekkracht en de molen loopt zeer licht aan.
Neutenkruiwerken hebben ook een keerkuip waarin kuipneuten zitten. Deze kuipneuten moeten ook vet blijven. Dus een lik vet kan geen kwaad als de kruineuten worden gesmeerd.