Er zijn twee types watermolen, met horizontaal of met verticaal geplaatst rad.
Het horizontale rad heeft zeer snel stromend water nodig omdat het een soort schoepenturbine is die met een gerichte, krachtige waterstroom in beweging wordt gebracht en gehouden. Voor Nederland niet interessant omdat het verval hier nergens groot genoeg is om zo’n molen te plaatsen. Het verticale rad is in Nederland veel bekender en heeft aan minder snel stromend water of een molenvijver genoeg.
De verdeling is naar type bovenslag-, middenslag- en onderslagmolens.
Een waterradmolen heeft een veel regelmatiger gang dan een windmolen, maar zit wel sneller aan de top van z’n rendement. Bij flinke wind is de kracht van een windmolen veel groter.
Om een watermolen te kunnen laten draaien heeft men water nodig. Hiertoe werd er vaak een vijver aangelegd of een beek werd opgestuwd om voldoende water te hebben en houden. Dit noemt men stuwrecht.
Een bovenslagrad heeft cellen, een soort bakjes, waarin het toestromende water wordt opgevangen. Zo’n rad draait dus op het gewicht van het opgevangen water. De beide andere draaien doordat het water tegen de schoepen aanslaat, deze wegdrukt en daarna verder stroomt.
Het spiegelgat is het vierkante gat in het waterrad waardoorheen de wateras is gestoken. Deze as was bij het spiegelgat vierkant en verliep naar de tappen rond of veelhoekig met soms vierkante stukken waar aandrijfwielen waren bevestigd.
Hij moet letten op een vrije toestroom van water, dus zorgen dat de waterlopen vrij zijn van bijv. waterplanten, takken etc. en ‘s winters zorgen voor een ijsvrije toestroom.
Ze worden in de les niet behandeld maar wel leuk om te weten, de riviermolen was vaak gebouwd op een schip of vlot en had een heel breed rad. Hij draaide op de stroming van de rivier. Het rendement was niet hoog. Er zijn er, zeker in Nederland, maar weinig gebouwd en/of gebruikt.
Het is hartje winter en alles is stijf bevroren. De molen staat op het NW en men verwacht een zeer zware oosterstorm. Er moet gekruid worden, maar de molen kan niet uit het werk worden gezet. Wat ga je doen, wat zie je gebeuren en wat ga je daarna doen?
De wafel, enkel of dubbel, zit op de binnenroede om te voorkomen dat de hekken tegen de kap aankomen, de ezel, of voorste hanger, is het onderdeel van de vang waar de vangbalk in scharniert, het paard is een onderdeel van het lichtwerk bij het steenkoppel, de koebout zit door het rechtervoeghout en houdt het buikstuk op z’n plaats, het hondsoor is een onderdeel van het achtkant bij het ondersteunen van het boventafelement.