Les 40
(2017)

De kast draait en rust op de standerd, een zware houten paal die gedragen wordt door de voet. Deze voet bestaat uit een tweetal kruisplaten, binnen- en buiten steekbanden, zonneblokken en teerlingen.

Zonneblokken liggen op de gemetselde teerlingen om te voorkomen dat de kruisplaten te snel inrotten.

Nee. De Noord – Zuid teerlingen zijn de hoogteerlingen, deze zijn 1 kruisplaatdikte hoger dan de Oost – West teerlingen.

Doorzakken van de steenbalk kan een oorzaak zijn. De brasem onder de steenbalk verdikken of de slekken onder de lange burriebalken verdunnen zijn oplossingen voor het probleem, zorgen voor voldoende vet op de stormpen kan ook helpen.

Aangezien de hele kast draait, inclusief de maalwerktuigen zal de molen zich niet afzetten. Hij blijft, ook losstaand, gewoon op de wind staan tijdens het malen.

De wipmolen is ontwikkeld uit de standaardmolen maar heeft de aangedreven werktuigen buiten de kast. Hij zal dus stevig moeten worden vastgezet om te voorkomen dat hij zich tijdens het werken ermee uit de wind kan draaien.

Ondertoren en bovenhuis.

De wipmolen kan in principe alle windmolentaken aan. Dus graanmalen zonodig uitgevoerd als stellingmolen; uitgerust met een scheprad of vijzel is het een poldermolen.

De paltrok is een onderkruier, de hele molen draait op een ringmuur waarop de kruivloer met zo’n 50 kruirollen draait.

Het is een heel simpel opgebouwde molen met als enige taak houtzagen en wel zo snel mogelijk.

In Friesland.

De ashellinghoek is schuiner bij de spinnenkop vanwege het tamelijk grote grondvlak en meestal is het grondvlak vierkant. Bij zes- of achthoekig grondvlak kan de helling minder schuin.

Een weidemolen redt zichzelf met op de wind kruien. Maar tijdens te harde wind of storm klapt de windvaan weg waardoor hij zichzelf uit de wind draait. De vaan moet dan met de hand weer vastgezet worden zodat de molen weer dienst kan doen.

Dit is een roerom, vier plankjes die dusdanig aan elkaar en de as bevestigd zijn dat ze bij het draaien water opstuwen.

Het verschil zit in het maalcircuit. Boktjaskers malen van binnen naar buiten en paaltjaskers van buiten naar binnen. Beide tjaskers hebben een tonmolen als opvoerwerktuig.

De torenmolen, de ronde stenen molen, de houten achtkant, de houten zeskant.

De meeste Noord-Hollandse achtkanten zijn binnenkruiers en de Zuid-Hollandse achtkanten zijn buitenkruiers.

Het houten achtkant bestaat uit acht achtkantstijlen die onderling worden verbonden met een ondertafelement, vaste en losse legeringsbalken , korbelen, veldkruizen en veld regels, uittimmermantjes, uitbrekers, scheggen en hondsoren.

Als een achtkante molen op een schuur wordt opgebouwd, bijvoorbeeld een zaagmolen.

Buitensluiting, binnensluiting, soms ondersluiting, schoren met kraaienpoten, stellingdelen(planken), balie, ligger.

Keer- en weerstijl zijn een onderdeel van het voorkeuvelens en zorgen er voor dat de bovenas tijdens het draaien en vooral het vangen op het lager blijft liggen.

Molens met een neutenkruiwerk en rollenkruiwerk hebben een keerkuip om ervoor te zorgen dat de kap niet gaat overkruien of zelfs van het achtkant afschuift.

🔝