Niet veel. De relatieve luchtvochtigheid neemt af. Er komt meer ruimte tussen de moleculen van de lucht en dus kan er ook meer waterdamp worden geborgen in die lucht.
Dat is de Ferrell cel, in het midden. Omdat warme lucht opstijgt zou je verwachten dat de warmere lucht dichter bij de evenaar opstijgt, maar in de Ferrell cel is dat precies andersom. Dat komt omdat de polaire cel en de Hadley cel beide heel sterke circulaties genereren en de Ferrel cell daar tussen ligt. Denk aan een tandwiel. Het leidt wel tot veel instabiliteit op onze breedten en dus tot zeer uiteenlopende weerstypen.
Dat hangt er van af hoe ver weg die wolk is, hoe zwaar hij is, of het er uit regent of niet. Maar meestal gaat het dan om een regenwolk en die 'neemt zijn eigen wind mee'. Die buienwind ontstaat omdat de wolk de lucht onder hem afkoelt (regen) en dat zorgt voor een neerwaartse luchtstroom. Verder trekt warme lucht de wolk in, wat windstoten veroorzaakt en – door condensatie – regen. De molenaar legt dan de vang er even op en wacht tot de bui voorbij is getrokken.
Cirrus is hoge, ijle bewolking, typisch te zien aan het begin van het overtrekken van een warmtefront.
Het mag niet nodig lijken maar doe het toch. Immers: routine is redding!
Ja, water kan onderkoeld zijn, dus onder nul, maar nog steeds vloeibaar. Als zo'n druppel iets raakt verandert dit water ogenblikkelijk in ijs. Dit is gevaarlijk op straten, maar ook op bijvoorbeeld de molenstelling en op de zeilen. Het worden onmiddellijk ijsvlaktes. Zeilen dus zo snel mogelijk wegrollen en klampen voordat er een laag ijs op zit.
Zonder windbrief mocht je geen molen draaien. De windbrieven dienden onder meer om de overheid in staat te stellen belasting te heffen. Het aantal molens werd strak gereguleerd. In onze streken kwamen er zelfs ambtenaren (de 'cherchers', verbasterd tot 'sarries') die in huisjes bij de molen woonden om de boel in de gaten te houden, de huisjes heten dan 'sarries-hutten'.
Bijvoorbeeld: een goed humeur, werkschoenen met versterkte neuzen of klompen, een overall of andere werkkleding, een mutsje of pet, zonodig wat proviand.
Het hele achtkant wordt in de werkplaats gebouwd, dan zorgvuldig genummerd en dan weer uit elkaar genomen. Dan transport naar de locatie. Daar bouwt men eerst twee jukken op, bestaande uit twee achtkantstijlen, een aantal (vaak 3) vaste legeringsbalken en korbelen. Die worden omhoog gezet (vroeger met kaapstanders en touwen, nu met een grote kraan) en dan worden de losse legeringsbalken er overheen gelegd. Dan volgen de korbelen en resterende achtkantstijlen. Ter versteviging worden veldkruisen aangebracht. Veldregels en soms ook veldstijlen zorgen samen met de veldkruisen voor stijfheid van het achtkant (tegen torsiekrachten).