Bij de rollenkruiwerken het Engels kruiwerk, bij de schuifkruiwerken het voeghoutenkruiwerk. Nadelen zijn bij het Engels kruiwerk dat de kap snel om kan gaan als je de bezetketting niet stevig vast hebt gelegd. Bij het voeghouten kruiwerk kan het krooien zwaar gaan en moet je steevast smeren met reuzel.
Omdat de omtrek aan de buitenkant van de molen groter is dan aan de binnenkant en dus is er aan de buitenkant meer rol-diameter nodig dan aan de binnenkant. De kruivloer loopt dan ook wat af naar buiten.
Om de enorme druk van het gewicht van de kap beter op te kunnen opvangen.
De keerkuip keert de kap, die van nature van de kruivloer af wil vallen als er gekrooid wordt of de wind voor tegen het gevlucht blaast.
Dat is het Engels kruiwerk. De kuip is dan vaak heel dun, ook vaak een metalen plaat. Die dient puur ter afscherming van het kruiwerk.
Van beukenhout. Beukenhout is hard en splintert niet makkelijk.
De glijkruiwerken gaan makkelijk “in de nesten” zitten, omdat er veel druk op kleine vlakken ontstaat die dan in de zachtste soort van de twee houtsoorten drukken.
De domphaak is een ijzeren haak die in het voeghout is bevestigd en die een L of J-vorm heeft. Hij loopt langs de kruiring en het boventafelement en voorkomt dat de kap (vooral op kleinere molens) kan kieperen.
De pen en het draagvlak van de koning; hiervoor is een smeergat aanwezig in de zaaggrond; de zijkant van het ronde deel van de koning; en de asjes van de kruirollen zo nu en dan smeren om roesten te voorkomen.
Een watermolen wordt door water aangedreven. Een poldermolen verplaatst water en wordt door de wind aangedreven.
We zitten dus in of in de buurt van de kern – juist het gebied met de meeste activiteit. Eerst hebben we te maken met sterke wind uit een zuidelijke richting. Dan wordt het stil, want in de kern van een depressie is het relatief rustig. De wind valt dan weg. Dan trekt de kern over en volgt felle wind uit een noordelijke richting – precies 180 graden gedraaid en dus de volle wind aan de achterkant van het gevlucht!
Een pompraam fungeert als contragewicht om een molen met twee zaagramen regelmatig te laten lopen. Er wordt dus absoluut geen water mee gepompt.
Niet eigenlijk: het zijn kleine achtkantjes met een vlucht tussen 9 en 17 meter. Ze staan los op het zand en om omwaaien te voorkomen zijn er zware keien aan een aantal achtkantstijlen bevestigd.