Les 18
(2018)

De standerdmolen, de paltrok en de tjasker hebben geen koningspil.

De vijzelas (die ook wel vijzelbalk wordt genoemd, misschien wel omdat het geen echte as is). En de bovenas loopt ook een beetje schuin (~12 graden).

De bolspil en steenspil.

Door middel van een rondsel of lantaarnwiel, met staven in plaats van kammen.

Ongeveer 8 ton (80 procent).

Een gietijzeren bovenas is een duur onderdeel. Vaak waren de houten bovenassen van oudere molens aan de buitenkant rot, maar het deel wat binnen de kap lag was nog puntgaaf. Daarom werd dan vaak de rotte kop vervangen door een insteekas. Verder was het zelfs bij nieuwe molens goedkoper een eiken balk te voorzien van een insteekas. Nadeel was de iets geringere mechanische sterke, met name bij de overgang tussen askop en as, waar men met stroppen en bouten de boel bijeen hield.

Aan de buitenkant van de molen. Daar had men een afscherming of afdakje gemaakt om de bovenas tegen inwateren te beschermen: het pothok.

Bij houten askoppen was de constructie zwak. Men maakte de assen dus uitsluiten van sterk eikenhout, zorgde er voor dat men het worteldeel van de boom gebruikte (waar het hout het sterkst is); daar maakte men de gaten. De constructie werd versterkt met ijzeren stroppen (knuppelstroppen) en hoekijzers. Toch bleef het een zwak punt. De gietijzeren askoppen waren veel sterker.

De periode van het gieten van bovenassen duurde relatief kort, tot aan het begin van de 20e eeuw. Toen kwamen er door het slopen van veel molens ruim voldoende tweedehands exemplaren beschikbaar.

Ongeveer 2-3 centimeter. Dat is heel ondiep. Maar door het grote gewicht van het gevlucht, bovenas en bovenwiel blijft de boel op zijn plaats. De keerstijl heeft daarbij niet voor niets die naam en is dan ook versterkt met een stormmantje (schoortje).

Een diep ingesleten halssteen draagt de bovenas over een te groot en bovendien precies passend oppervlak waardoor de smering, maar vooral ook de warmteafvoer stagneert. De as kan dan zo heet worden dat er brand ontstaat! De molenaar zal regelmatig gelijk na het malen in de kap gaan (met de vang er op, uiteraard) en dan met de hand de temperatuur van de bovenas voelen. Hij mag handwarm worden, warmer niet. De molenaar waarschuwt de eigenaar en/of de molenbouwer als er sprake is van te grote warmteontwikkeling.

🔝