Dust bestaat uit doppen, kaf en gerstemeel (slijpsel) van de gepelde gort. Het werd gebruikt als veevoeder maar als er niet teveel kaf in zat werden er ook spekkendikken van gebakken. Een lekkernij in vooral Oost Groningen.
Een pelsteen kan ongeveer 180 toeren draaien, dus: 3 keer rond per seconde. Gezien het gewicht en structuur van de steen een gevaarlijke snelheid.
Je kunt die steen niet niet versterken door er een ijzeren band om te doen omdat de zijkant van de steen wordt gebruikt om het product te bewerken.
Men slaat gaten in het pelblik. Daardoor ontstaan bramen, die ofwel naar binnen ofwel naar buiten gericht zijn, om en om. De bramen aan de binnenkant dienen om de gerst te slijpen, de bramen die naar buiten zijn gericht laten toe dat de schil (“de pel”) van het product naar buiten wordt afgevoerd.
Om de pelsteen bevind zich een aantal zinken platen, het pelblik, in een kuip. De afstand tussen het pelblik en de steen is ongeveer 1-1,5 centimeter.
Het pellen mag niet langer doorgaan dan ongeveer 3-4 minuten, anders wordt het product door de wrijving te heet en droogt uit (en neemt af in gewicht).
Bij het uitlaten van de schoot kan de molen op hol slaan omdat de belasting op de steen wegvalt. Daarom heeft men op de meeste pelmolens twee stellen stenen: de voorloop en de naloop. Als je een schoot uitlaat op de voorloop laat iemand anders tegelijkertijd een schoot in op de naloop, zodat de belasting gelijk blijft.
Een wanmolen is een kast waarin een set van schoepen op een as is gemonteerd. Deze as word door de pelspil (via een riem) aangedreven. De schoepen veroorzaken een sterke luchtstroom door de kast. Vanuit de boven gelegen zeverij komt de gort via pijpen de wanmolen in en de sterke luchtstroom blaast stof en vuil weg.
Met laat de gort 4 of 6 keer over de steen gaan: eerst over de voorloop, dan over de naloop en dat 2 of 3 keer, afhankelijk van de gewenste kwaliteit. Parelgort vereist typisch 3 gangen over de voor- en naloop.
Omdat je maar weinig product overhoudt na al dat geschil en het ook nog eens arbeidsintensief is om het te maken
In de pelsteen bevinden zich aan de onderzijde inhammen (zog-gaten) die ervoor zorgen dat de steen als hij draait luchtwervelingen opwekt. De steen draait daartoe ook boven de ligger of ijzeren plaat (ongeveer ook weer op 1-1,5 cm afstand). De luchtwervelingen zijn opwaarts gericht en zorgen zo voor een opwaartse luchtstroom langs de steen (tussen blik en steen).
De pelsteen is gemaakt van zandsteen wat veel makkelijker kan breken dan de harde materialen die men bij maalstenen gebruikt. Ook kun je de steen niet versterken door er een ijzeren band om te doen: de zijkant van de steen wordt namelijk gebruikt om het product te bewerken. Als een steen breekt vliegen de brokken met enorme kracht rond. Daarom ligt de pelsteen (stenen) verzonken in de vloer, tusen zware balken. Desondanks gaat het toch nog wel eens mis en slaan steenbrokken soms door de molen naar buiten! Een gevaarlijk “affeer” dus, dat pellen.
In Groningen niet, maar in de Zaanstreek komt dat voor. Daardoor kon je met wat minder wind toch pellen: als de steen in een zaam langzamer ging draaien lichtte men de steen, dan zoog de steen zich minder aan de ligger (of plaat) vast en draaide dus weer sneller. Wel ging dat ten koste van de luchtwervelingen en daardoor duurde het pellen dan langer.
Ja, net als bij een korenmolen draait de steen ook hier op een rijn die op een bolspil rust. De rijn wordt via de pelspil aangedreven, de pelspil is van onderen net als bij een korenmolen van een staakijzer voorzien dat in de rijn grijpt. Bovenaan de spil vinden we dan het pelrondsel.
Het vulpunt van een vijzel zit altijd op dezelfde plek: onderaan de vijzelbalk, waar de duigen van de gangen beginnen. Trek daar een denkbeeldige cirkel (in het plaatje in rood aangegeven) en het vulpunt ligt altijd op het hoogste punt van die cirkel (groen punt op het plaatje).