Verhoudingsgewijs heeft een tonmolen een veel groter gewicht dan een vijzel omdat de ton ook meegedragen wordt. De tonmolen kan ook niet zo groot en lang worden uitgevoerd vanwege dat gewicht. Een vijzel draait in een vijzelkom en deze beweegt verder niet.
Van boven naar onder eerst de vijzelwiel, vijzelbalk, hals met schenen en het bovenkalf met halslager waarin hij draait, twee of driegangsvijzel, waterpeluw met waterlager en onderkalf. Het geheel draait in de vijzelkom.
Het vulpunt is het bovenste punt van de denkbeeldige cirkel rond de aanzet van de gangen en ligt idealiter iets onder het polderpeil.
Een houten vijzel kan gaan doorhangen als hij een tijdje niet wordt gebruikt. Hierdoor kan hij gaan aanlopen in de kom.
Aan de deur of op de krimp achter de deur wordt een klamp bevestigd zodat de deur niet helemaal open kan. Terugstromend water drukt de deur dan weer dicht.
De buitenrij is voor zwaar werk de binnenrij voor licht.
Het slagijzer zit aan het begin van de schroefgang onder, de spijkerband loopt vanaf het slagijzer langs de schroefgang en houdt de duigen bij elkaar, de onderkroon met taats is het onderwater draaipunt en de duig is een onderdeel van de schroefgang.
Het krooshek dient voor het tegenhouden van takken en waterplanten die in de molentocht drijven, zodat ze niet in de vijzel of het scheprad komen en daar voor beschadigingen of vastlopen zorgen.
Van hout. De spijkerband is van ijzer.
De molen heeft denkelijk een doorhangende houten vijzel. De molen van de Groote Polder heeft ook last van deze kwaal.
De overbrengingsverhouding van het gevlucht naar de vijzel bedraagt ruwweg 1 op 2; bij één omwenteling van het gevlucht gaat de vijzel tweemaal rond.
Het ontstaan van grondijs: het water aan de oppervlakte wordt sterk onderkoeld. Dit onderkoelde water zakt naar de bodem van de molentocht en vormt daar ijskristallen. Het grondijs wordt door de stroming van het water naar de molen getrokken en kan daar de vijzel blokkeren.
De bovenzijde van de vijzel kan op twee manieren zijn gelagerd (fig. 11.5.3.2): in de vijzelbalk zit een ijzeren tap, draaiend in een bronzen lager dat in het spilkalf van de koningsspil bevestigd is; of de vijzelbalk draait met de hals in een hardstenen lager.