Les 10
(2019)

Ongeveer halverwege de dertiende eeuw, begin veertiende eeuw.

Teerlingen/stiepen zijn gemetselde blokken, 2 hoge in NZ richting en 2 lagen in OW richting.

Zonneblokken zorgen ervoor dat de kruisplaten niet langdurig nat blijven en zijn goedkoper te vervangen bij rotting dan de zware kruisplaten.

De standerd staat met een klauw op de kruisplaten vastgewigd. Met de binnen- en buitensteekband wordt de standerd via de zetel rechtop gehouden.

Als het goed is praktisch niets, want alle gewicht wordt opgevangen door de zetel met de steekbanden die het gewicht naar opzij boven de stiepen brengen.

Bij een open standerdmolen is de complete voet te zien, dus de stiepen en alle balken. Bij een halfopen standerd is de voet boven de stiepen afgedekt met dakbeschot en bij een gesloten standerd zijn ook de stiepen ommuurd.

De steenbalk want deze draagt praktisch de gehele kast inclusief werktuigen en gevlucht.

De steenbalk ligt wat naar voren in de kast omdat het gevlucht aan de voorkant de kast anders te ver uit het evenwicht zou brengen.

De stormpen smeren, controleren of de steenbalk niet is doorgebogen Brasem opdikken of de slekken op de zetel dunner maken.

Aan de voorkant en bestaat uit tempelbalk, steenbeddebalk en voorzomer. Aan de zijkanten zitten de hoekstijlen en in het midden de borstnaald. Met zijwegen wordt voldoende stijfheid verkregen.

Aan de achterkant en bestaat uit boven- of achterbalk, deurbalk en achterzomer. Aan de zijkanten weer de hoekstijlen en met zijwegen voor de stijfheid. Deur en luistijlen maken het trapbint compleet.

Het spoorblok zit tegen het achterkalf aan dat samen met het voorkalf tussen de burriebalken het gat vormt waar doorheen de stormpen steekt. Bij verregaande slijtage is zo’n spoorblok gemakkelijker te vervangen dan de kalven.

Bij de stormpen is in de steenbalk vaak een smeergat aangebracht, hier wordt met reuzel gesmeerd. Bij de zetel kan reuzel van buitenaf worden aangebracht.

🔝