Les 14
(2019)

Een bovenkruier heeft een vast lichaam en een draaibare(kruibare kap) die op de wind wordt gezet.

De torenmolen, de ronde stenen molen, de achtkante en zeskante molen, de veelkante molen.

De torenmolen is een binnenkruier en loopt recht of praktisch recht omhoog, terwijl de ronde stenen molen taps omhoog loopt en een buitenkruier is al dan niet met een stelling waar het kruiwerk wordt bediend.

Dit zou ervoor zorgen dat er een betere afvoer van het hemelwater ontstaat.

Te beginnen met een ondertafelement met daarop schuin naar boven de achtkantstijlen. Boven het boventafelement al dan niet met blokkelen. Hiertussen zitten de vaste en losse legeringsbalken met korbelen. Verder zitten er nog de veldregels, veldstijlen en veldkruisen. Aan de buitenkant zitten ook nog de uitbrekers met de uittimmermantjes al dan niet ondersteund door stijltjes.

De achtkantstijlen staan dan op peulhouten, dikke stukken langshout die voorkomen dat er vocht in de achtkantstijl optrekt. Die peulhouten liggen vaak op gemetselde stiepen of poeren.

De Noordhollandse molen is plomper en heeft een veel grotere kap omdat het meestal binnenkruiers zijn. De Zuidhollandse molens zijn allemaal buitenkruiers.

Het achtkant van de Noordhollandse molen staat op stiepen met een getrapte weeg en de Zuidhollandse molen op veldmuren.

Als het achtkant op een houten schuur wordt opgebouwd dan komt dit op een tussentafelement te staan zoals bijv. bij zaagmolens.

Ze waren goedkoper om te bouwen (2 stijlen en diverse balken minder nodig).

Het achtkant heeft een grotere stijfheid dan een zeskant en er moest voor het zeskant ook een oplossing worden gevonden voor het hart van de molen. Een kromgegroeide legeringsbalk of een onderbreking van een rechte legeringsbalk met ravelingsbalken brengen uitkomst.

De stelling dient om tijdens het werk het gevlucht, het kruiwerk en de vang te kunnen bedienen.

De bovensluiting bestaat niet, de ondersluiting zit tegen het molenlichaam aan waar de schoren op rusten, de binnensluiting zit tegen het molenlichaam aan waar de liggers op rusten, de buitensluiting zit aan de buitenkant onder de liggers en wordt ondersteund door de schoren.

De windpeluw, de voeghouten, de steunderbalk, de tempelbalk, de keer- en weerstijl, de spantring, de roosterhouten, de gordingen, de lange en de korte spruit, de penbalk, de voorkeuvelensbalk, achterkeuvelensbalk, hoekstijlen, hanebalk, spant.

Het steenbed is een stapeling van wiggen en plankjes met de bovenste kwastvrij waar de halssteen op ligt.

Bij een grote kap zitten er tussen de voeghoutkoppen nog 2 รก 3 balken ter ondersteuning van de windpeluw. Bij 2 balken praat men over wethouders en bij 3 is de middelste de burgemeester.

🔝