Les 15
(2019)

De eerste binnenkruiers in ons land waren stenen torenmolens. De nog bestaande torenmolen van Zeddam uit 1450 en die te Zevenaar van vóór 1565.

De bovenkruier en de binnenkruier gaan gelijk op, de buitenkruier is 200 jaar na de binnenkruier bedacht en – dat is ook weer een bovenkruier.

Een nadeel is dat twee man nodig zijn om te kruien.

Houten achtkante binnenkruiers treffen we nagenoeg uitsluitend nog aan in de provincie Noord-Holland.

In alle achtkante binnenkruiers hangt het kruiwerk tussen de voeghouten vlak achter de windpeluw. Het is zover mogelijk uit het midden van de kap geplaatst om meer kracht uit te kunnen oefenen.

Het toepassen van een kruiblok verdubbelt de door de molenaar uitgeoefende kracht.

Er zijn 16 kruikrammen in het boventafelement geslagen, te weten twee per tafelementstuk.

De kap wil tijdens het malen ruimend om (rechtsom) kruien, dus trekt altijd aan de borging die links ligt (vanuit het midden van de kap gezien). We zouden daar de kruireep voor kunnen gebruiken maar dat is slechts een touw, dat ook nog eens zwaar belast wordt tijdens het kruien. Daarom gebruiken we links altijd een ketting: de bezetketting. En rechts gebruiken we de kruireep. Maar desondanks breekt de kruireep toch nog wel eens (door het raggen). Dan kan de kap een ruk linksom maken. Daarom leggen we de doodketting met de kruireep mee, om een kruikram geschoven en geborgd met een schotel.

De hangers zijn kettingen of stangen die aan de korte spruit hangen en ongeveer in het midden van de lange schoren zijn bevestigd zijn. Ze dienen om doorhangen te voorkomen. Er wordt ook wel gezegd dat ze er voor dienen om te voorkomen dat de lange spruiten bij losbreken van de korte spruit in het gevlucht slaan.

Een extra balk die de korte schoren met de staartbalk verbindt.

Dat is een molen met zelfkruiïng. We kennen in Nederland nog één molen met zelfkruiïng namelijk ‘De Sterrenberg’ te Nijeveen (Dr). Een zelfkruier heeft geen staart maar is wel een buitenkruier.

De eenvoudigste vorm van een kruihaspel heeft slechts twee doorgaande spaken die bovendien niet halfhouts maar achter elkaar langs door de munnik zijn gestoken. Deze uitvoering wordt ook wel windkoppel genoemd.

De zelfkruier zal met de wind mee willen gaan en trekt de roeketting of het gevlucht kapot. De krachten die een zelfkruier uitoefent zijn enorm!

🔝