Rollen- en neutenkruiwerken hebben een kuip nodig om te voorkomen dat ze van de kruivloer afschuiven. Het Engels kruiwerk kan het met een veel lichtere afdichting doen, meestal van dun plaatstaal / blik.
Vogels kunnen vogelnesten of takken tussen het kruiwerk hebben gebracht. De kruiring en overring kunnen vuil zijn. En mogelijk zijn de asjes roestig geworden en moet er een drupje olie bij. Als dat allemaal in orde is en de molen kruit nog steeds zwaar dan kan er iets verzakt of gebroken zijn – grondige inspectie van de molen is dan nodig, mogelijk het opschakelen van de molenmaker.
Het windkoppel bestaat uit twee spaken, die achter elkaar door de as zijn gestoken. Een kruirad heeft meerdere spaken die vaak ook in hetzelfde vlak zijn bevestigd.
De wind in Nederland heeft de gewoonte meestal ruimend om te gaan en daarom leggen we de kruidraad meestal lang en links (staande bij de staart). Dan is het gemakkelijk om mee te kunnen kruien. Als de kruidraad net andersom ligt verwacht de molenaar dus dat de wind zal gaan krimpen. De bezetketting is in dat geval overbodig. Ofwel leg je hem naast de kruidraad als extra borging, of je hangt hem vrij aan de staart.
De bovensluiting bestaat niet. Er is een binnensluiting, die zit tegen de molenromp aan en de liggers van de stelling steunen hierop. Er is een buitensluiting, die zit aan de buitenkant van de stelling en daar liggen de liggers van de stelling dan op. En er is nog een ondersluiting (vooral bij houten molens) en daar staan de schoren van de molen op.
Bij stenen molens rusten de schoren in het molenlichaam of op vinken en worden met een muurkram op hun plaats gehouden. Ook komt het voor dat de schoren rechtstandig naar beneden gaan en op de bodem op stiepjes staan. Er is dan geen ondersluiting.
Schoren, in Groningen ook hulpschoren of kraaienpoten, liggers, binnensluiting, buitensluiting, stellingmantjes of -stijltjes, dekkers, hekschroten, stellingdelen.
Via de kruireep, die via een blok aan krammen in het boventafelement is bevestigd. Het blok dient er voor de kracht te vermeerderen, ten koste van de afstand die wordt afgelegd. Het kruien duurt dus wat langer dan het zonder blok zou duren maar de kracht die je moet zetten is zelfs met blok al groot.
Het overtrekken van een trog houdt in de zomer / voorjaar in dat er behoorlijke rukwinden en buien op kunnen treden. Goed in de lucht blijven kijken. Als het niet echt nodig is, is het misschien beter te wachten op een andere dag om te draaien.
Als er een bui recht over komt zal de wind heel plotseling 180 graden draaien. Molen onmiddellijk vangen, probeer nog een end af te zeilen en dat lege end omhoog te zetten. Bliksemafleider en roeketting aanbrengen, teruglooppal lossen en VOORAL NIET IN PANIEK RAKEN. Wachten tot de bui over is gewaaid en weer verder gaan met waar je gebleven was.
De “endjes” is de hoeveelheid “uiteinden” van het gevlucht dat de molenaar per minuut voorbij ziet komen. We tellen 4 enden per omwenteling - 80 endjes is dus 20 omwentelingen per minuut. De omtrek van de denkbeeldige cirkel waarin de uiteinden draaien is diameter x π. De diameter is 20 meter (de vlucht) dus is de omtrek π x 20 m = 3.14 x 20 m = 62.8 m. Een end legt dus elke minuut 20 x 62.8 m af, dat is 1256 m/minuut. Dat is dus 75360 m/u – dik 75 kilometer per uur dus. Dat de windkracht 5 is, is voor de berekening niet relevant: de uitwerking van die kracht is immers al gegeven: de molen maalt met 80 endjes!
De aardbol kent een rotatieas die ten opzichte van de zon onder een hoek staat. Omdat onze Aarde eens per jaar om onze zon draait verschuift de hoeveelheid zon die op noordelijke en zuidelijke halfronden valt dagelijks.
De wet van Buys Ballot houdt in dat als je (op het noordelijk halfrond) in een depressie met je rug in de wind staat, de kern van de depressie zich links voor je bevindt.