Les 26
(2019)

Gerst is zgn. bedektzadig, de kaf moet eraf gepeld worden. Tarwe is naaktzadig en hoeft dus niet gepeld.

Dit wordt dust genoemd en wordt gebruikt als dierenvoer. Als er weinig schillen meer inzitten dan worden er spekkendikken van gebakken, een lekkernij in Groningen.

Het pelblik zit om de pelsteen heen met een tussenruimte van ca. 8 tot 15 mm. De naar binnen stekende bramen slijpen de pel van de gerst en de naar buiten stekende bramen zorgen voor de afvoer van slijpsel en schillen. Als de binnenkant stomp wordt keert men het blik zodat het nogmaals dienst kan doen.

Geen bilsel, pellen gebeurt aan de zijkant en niet aan de onderkant van de loper.

Zoggaten of waaikerven zijn verdiepingen in de loper aan de onderkant en ze dienen voor de toevoer van koellucht naar de zijkant en de koellucht zorgt er tevens voor dat de gerst tussen de zijkant van de loper en het pelblik op en neer danst.

De rauwbeitel wordt gebruikt om kerfjes in de zijkant van de loper te slaan zodat de gerst beter kan worden meegenomen.

In de pelkuip met het pelblik zitten ook kuipstikken. Dit zijn houtjes die ertussen uit kunnen worden gehaald zodat de kuip kleiner wordt.

Trekblokken zorgen voor de juiste spanning van de touwsnaren voor de waaierij en de zifterij. Ze kunnen aangespannen worden om de snelheid van de werktuigen te regelen of de werktuigen uit te schakelen. De trekspanning wordt meestal geregeld door een katrolletje en een gewicht.

Parelgort is vaak over de pelkoppels gegaan en er is dus veel van afgeslepen. Veel werk dus voor betrekkelijk weinig product.

In Groningen bleef gort veel langer als volksvoedsel dienen, dus bleven de pelmolens ook langer aan het werk.

Pellen kost veel kracht en een goed product wordt pas verkregen als er bijv. windkracht 6 of hoger staat.

Hier worden de korrels op grootte gesorteerd en van verontreiniging ontdaan.

Bij de Zaanse pelmolens kan men de pelstenen lichten als de wind minder wordt. In Groningen kan dit niet.

Er wordt met een voorloper en een naloper gewerkt om de molen constant belast te houden. Voor de molenaar betekent dit dat er met minimaal twee mensen moet worden gewerkt.

Bij minder wind kon er dan ook graan worden gemalen.

De slagbalken zitten op de pelvloer tussen de pelkoppels en dienen ter beveiliging van personeel en molen. De pelstenen draaien zo snel dat ze soms uit elkaar springen en de scherven worden door de slagbalken opgevangen.

Uitkijken voor onweer, geen pelweer.

Er zit een handgat vlakbij het midden van de pelsteen om met de hand de steenbus te kunnen smeren.

De pelmolens hebben (en hadden) brede gevluchten met een diepe zeeg want veel kracht nodig om te kunnen pellen.

🔝