De kaarbomen lopen schuin naar beneden en naar elkaar toe. Dat is omdat de schuddebak ook zo'n vorm heeft. Het graan moet schuin naar beneden lopen en ook in de breedte van het kropgat worden gedwongen.
De aanslag loopt voorbij het staakijzer dat in de steenspil steekt.
Dat zijn de klapspanen en ze dienen om de aanslag een tik te geven zodat de schuddebak gaat schudden.
Ja, als molens een vierkant staakijzer hebben is dat ook voldoende om de schuddebak te schudden en zijn de klapspanen niet nodig.
De scheiplank zit aan het einde van de maalbak en stopt de meelafvoer naar de zak als hij wordt geplaatst.
De aanhouder is een houten veer – of soortgelijke constructie – die er voor zorgt dat de aanslag met grotere kracht tegen het staakijzer wordt getrokken.
Nee, zonder jagertje moet je helemaal niet willen werken. Het gebruik van de strijker maakt het regelmatig reinigen van de ruimte tussen kuipwand en loper ook niet overbodig. Maar de jager (of strijker) voorkomt wel dat meel op de meelring blijft liggen en zo een bron van ellende wordt omdat er insecten in nestelen.
Deze kerven (de verhogingen) zijn precies omgekeerd ten opzichte van elkaar en vormen zo een soort schaar.
Rijk of arm (aan steen) is een uitdrukking die je gebruikt ten opzichte van de gewenste vorm van de steen. De ligger moet vlak zijn. Is hij dat niet is hij te rijk (heeft hij een bult in het midden). De loper moet in het midden hol zijn (arm aan steen). Is hij dat niet is hij te rijk want hij heeft GEEN holling in het midden.
Uitlichten is de steen iets optillen zodat hij wat lichter kan gaan draaien als bijvoorbeeld de wind wat afneemt en bijhouden is de steen iets laten zakken zodat hij wat harder op de ligger drukt tijdens het malen. Dit doe je als de wind toeneemt.
Grover. Draait de molen sneller dan komt daardoor niet alleen méér graan tussen de stenen maar wordt dat graan door de sneller draaiende loper ook veel sneller tussen de stenen naar buiten gevoerd. Dit levert een te grof meel op; de reden hiervan is dat door de grotere hoeveelheid graan de druk per graankorrel sterk afneemt.
De uitslag.
Aan de lichtboom.
Een afgemalen loper heeft een te laag gewicht gekregen om nog voldoende maaldruk te kunnen uitoefenen. Hij kan dan echter nog wel goed als ligger worden gebruikt. Omdat hij afgemalen is, is hij al bijna vlak, en een ligger moet juist vlak zijn.
Wolfjes zijn maalstenen met een diameter minder dan 1.10 m. doorsnee. Ze komen vooral voor in boerenmaalkoppeltjes.
Een bilhamer weegt ongeveer anderhalve kilogram.
Het rijke deel zit dan aan de binnenkant, dicht bij het kropgat.
In de loper zitten ze 2 aan 2 op verschillende hoogtes. Als de steen sleets wordt zitten de eerste twee niet meer voldoende in het midden en gebruik je het tweede stel. Zo kun je de steen dan toch nog draaien.
Lood is giftig, je vult dus met zand.
In de kammen trekken, want moet je het touw loslaten (doordat je bijvoorbeeld door een zak werd gegrepen) dan valt het luiwerk uit het werk.
Duits: Wie Diamant! Zó hard is die staalsoort dan wel niet echt, maar wel heel hard.