Vroeger werd er minder intensief gecommuniceerd. Maar in een bepaalde regio konden de mensen elkaar nog te voet of te paard bereiken en zo kennis met elkaar delen. In een streek zag je dan dat men elkaars constructies overnam. Er zijn dus streekgebonden vangconstructies.
De ketting is sterk maar ook glad en glijdt makkelijk door je handen. Daarom werd het onderste eind door een touw vervangen, dat geeft veel meer grip.
Dat voor het lichten van de vang niet al teveel kracht nodig is komt door de hefboomwerking van de wipstok. Het gedeelte buiten de molen waaraan de molenaar trekt is ongeveer 3 tot 5 maal zo lang als het gedeelte binnen de molen waaraan de vangbalk hangt.
In Brabant, Limburg en de Achterhoek gebruikt men vaak de vangtrommel.
De molenaar gaat rechts van de staart staan en licht de vang. De vangbalk gaat naar links. Dan, zonder te lopen, laat hij het vangtouw rustig vieren en de vangbalk passeert ongestoord de duim en de molen wordt gevangen.
Je kunt makkelijk een misstap maken of struikelen. Op grondzeilers staan er bijvoorbeeld overal kruipalen en op stellingmolens is het dek vaak glad. Als je misstapt kun je in een reflex het vangtouw / de vangketting loslaten. Dat kan grote schade opleveren.
Die binnenvangstok kan niet naar links of rechts bewegen. Dus licht je de vang, maar als je dan weer los wilt laten vangt-ie weer.
Bij de paltrok wordt de vang gelicht gehouden door het vangtouw vast te zetten. Daarvoor gebruikt men de zogenaamde knevel.
De evenaar is een balk die in het midden kan draaien om een vast punt. Het ene eind van de evenaar is via een touw aan het eind van de vangbalk vastgemaakt. Het andere eind heeft een katrolwiel (schijf) waardoor een touw loopt dat ook op de vangbalk is vastgemaakt, het andere eind gaat naar beneden.
Nee, dat doet hij niet goed. De kettingen of touwen moeten juist tegengesteld worden gewikkeld.