Les 25
(2020)

In de winter is gietijzer brosser en kan gemakkelijker breken. Enige voorzichtigheid bij het vangen wordt zeer op prijs gesteld.

De walpen zit helemaal voor op de as. Bij zelfzwichtende molens is er over de hele lengte van de as een gat geboord en als dit goed is uitgevoerd komt dit gat precies in het centrum van de walpen uit.

Walpen, askop, waterhol, halslager, aslichaam met ribben, pen.

Dit is een bonkelaar voor licht en zwaar werk op een poldermolen. Hij is uitgerust voor licht en zwaar werk. De kleine tussenruimte tussen de beide rijen kammen is noodzakelijk om het waterwiel vrij te kunnen zetten. De koningspil kan onder verschoven worden tussen licht en zwaar werk.

Bij zware arbeid wordt een schijfloop toegepast i.p.v. een bonkelaar. Deze zijn sterker want twee schijven met daartussen staven.

Dit noemt men een kroonwiel. De bonkelaar is een kroonwiel en bij het kammenluiwerk ook het luiwiel.

De gevaarlijke kant van een wiel is de kant die naar de werkende zijde van een ander wiel beweegt. Bij het bovenwiel is dit de zijde van de lendestut. Hierlangs mag je NOOIT kruipen, altijd de kant nemen waar de rust en rijklamp zich bevinden.

Wilgenhout. Dit is een taaie, slijtvaste houtsoort.

Dan moet de vang worden verstoken. Het sabelijzer wordt 1 of 2 gaten opgeschoven waardoor de vangbalk hoger komt te hangen.

Met een klinkvang. Het korte rukje zorgt ervoor dat de klink even loskomt van de bout en de molen kan worden gevangen.

Dit lijkt op een bui met onweer. Molen zo mogelijk helemaal afzeilen, aan de ketting leggen met bliksemafleider en teruglooppal erop. Mocht dit niet meer lukken dan 1 end afzeilen en boven zetten. Naar binnen gaan en wachten tot het over is.

🔝