Les 34
(2020)

Standerdmolens waren tijdens de eerste eeuwen van hun bestaan uitgerust met slechts één steen-of maalkoppel.

De aandrijving is rechtstreeks door het bovenwiel.

Het bovenste maalkoppel door de rij kammen die aan de deurzijde zitten en het onderste maalkoppel door de rij kammen die aan de achterkant van het bovenwiel (uit het zicht) zitten. Dat is logisch, omdat het bovenwiel ver naar voren is geplaatst, anders zou je ook helemaal geen ruimte hebben voor de maalstoel.

Iepenhout is taai en elastische en splijt niet. Het ezelsbruggetje is "ijk splijt, iep niet"

Omdat de steen slijt zakt het rondsel naar beneden. De molenaar zal verder de steen willen kunnen lichten of bijhouden en dus moet de boel op en neer kunnen bewegen. De aandrijving via een rondsel met lange staven laat dat toe.

Omdat je op die balk de bolspil precies pas kunt stellen.

Om de bolspil precies verticaal te kunnen stellen is het kussen in het horizontale vlak op de pasbalk verstelbaar door middel van trek- en duw-wiggen.

Met wonderolie of andere niet al te dunne olie.

In de binnenrijn.

Meer gelicht.

Halverwege, dan kan de steen zowel lichten als bij worden gelegd.

Nee, in beide gevallen is dat gelijk.

Je licht dan de steen.

Het touw loopt om het eind van de lichtboom en zit dan aan de vloer vast. Je trekt dus de lichtboom naar beneden.

Kan dagen blijven, is stabiel en goed bruikbaar als maalwind. Vaak koud en helder weer.

🔝