Les 35
(2020)

Steenspil, klapspaan, bolspil, meelkuip, ligger, loper, kaar met kaarbomen, schuddebak

De kaarbomen lopen schuin naar beneden en naar elkaar toe. De schuddebak heeft dezelfde vorm en richting, hierdoor wordt het graan gedwongen het kropgat in te gaan.

De uitslagen zijn diep (het wordt eruit geslagen) en de kerf is hoog (wordt aan de voorkant hoekig gehouden om het graan te kunnen “knippen”.

Het uitwaaieren zorgt ervoor dat de korrels verder tussen de stenen worden getransporteerd en dat het gemalen meel helemaal naar buiten wordt afgevoerd op de meelring.

Het jagertje zit aan de loper vast en strijkt door de meelring om het gemalen meel mee te nemen naar de meelpijp. Zonder zo’n jagertje zou de meelring helemaal vol lopen waardoor de boel verstopt raakt. Dus nee.

Bijhouden is het laten zakken van de loper, hij zal zwaarder op de ligger drukken en uitlichten is het optillen van de steen waardoor hij minder zwaar op de ligger drukt. Bijhouden gebeurt als de molen sneller gaat draaien, bijvoorbeeld bij een windvlaag, en uitlichten gebeurt als de molen langzamer gaat draaien. De kunst hierbij is de stenen zo regelmatig mogelijk te laten draaien omdat dit de kwaliteit van het maalsel ten goede komt.

De regulateur werkt met ronddraaiende gewichten die op en neer kunnen bewegen. Hierdoor kunnen ze de steendruk beïnvloeden en nemen zo veel werk uit handen van de molenaar. Hij is gekoppeld aan de lichteboom.

De klapspanen zitten aan het staakijzer en draaien mee rond. De schuddebak wordt hierdoor in een horizontale beweging gehouden waardoor het graan het kropgat ingeschud wordt. Als het staakijzer vierkant is zijn er geen klapspanen nodig.

De meelzak die aan de meelpijp hangt raakt vol en dan wordt de scheiplank in de meelpijp geschoven om de meelstroom te onderbreken en de volle zak kan worden gewisseld voor een lege.

De ligger is eigenlijk altijd vlak. Als deze bij het kropgat hoger is dan aan de buitenkant dan noemt men deze rijk. Het te hoge gedeelte moet worden uitgevlakt. Een loper dient bij het kropgat meer ruimte te hebben dan verderop naar buiten, dit noemt men arm. Hierdoor kunnen de graankorrels beter tussen de stenen komen.

Wolfjes zijn kleine maalstenen, kleiner dan 1.20 in doorsnee en ze komen veel voor in boerengemalen.

Doordat de steenspil sneller draait wordt ook de schuddebak sneller bewogen. Er valt meer graan in het kropgat en het maalsel zal grover worden, ondanks dat de steen zwaarder drukt. Daarbij komt ook nog dat het maalsel sneller naar buiten wordt getransporteerd waardoor de grofte toeneemt.

Ca. 90 omwentelingen per minuut levert het mooiste produkt

Als een zak graan per ongeluk losschiet tijdens het luien zal hij met een klap op de begane grond neerkomen. Het is dus zaak niet onder de opluiende zak te gaan staan.

Dit kan alleen met een sleepluiwerk. Bij een kammenluiwerk is een apart afschietblok nodig.

Een gaffelwiel is een tamelijk grote houten schijf met gaffels (vorken) rondom, hij zit aan de luias vast en met een rondlopend touw kan er bij windstil weer toch graan worden opgeluid.

De gaten dienen om de nokken van de kraanbeugels in te haken zodat de steen opgehesen en gekeerd kan worden. Ze zitten op twee verschillende hoogtes omdat als de steen gaat slijten de juiste gaten kunnen worden gebruikt.

Met de kneushamer worden de stenen gevlakt en met de bilhamer wordt er een nieuw bilsel op de stenen gezet of het bestaande bilsel weer gescherpt.

Er springen veel steendeeltjes rond bij het billen. Bescherming van de ogen met een veiligheidsbril is noodzakelijk.

🔝