Een kompleet maalkoppel bestaat uit een steenspil, rijn, bolspil als aandrijving. Een tweetal stenen, de loper en de ligger in een meelkuip met een meelring rond de ligger enkele cms onder de bovenzijde, de meelring wordt door de jager steeds ontdaan van het gemalen produkt dat via de meelpijp terecht komt in de zak.
Het kussenblok ligt met trek- en duwwiggen vast op de pasbalk en bevat een taatspot waarin de bolspil draait.
Het is een meestal dik leren flapje aan de zijkant van de lopersteen die door de meelring zwiert om het gemalen goed in de meelpijp te jagen.
We bevinden ons in een koren- en pelmolen. De grote rondsels zijn voor de maalstenen en de kleine voor de pelstenen.
De pelkoppels liggen altijd op een eigen zolder vanwege het risico dat ze door hun hoge snelheid uit elkaar kunnen vliegen.
Een waaierkast dient om de aangevoerde gerst te schonen, na het pellen het stof en de doppen te verwijderen en tenslotte de gort op grootte te sorteren.
Dit wordt bilsel genoemd.
Nee, vanuit het hart is er eerst het transportdeel of entree dan het breekvlak en tenslotte de maalbaan.
De wentelas, deze drijft praktisch alle werktuigen in de oliemolen aan.
Dit is een kacheltje waarop het geplette lijnmeel wordt verwarmd voordat de olie eruit wordt geslagen.
De slagheien slaan de olie door persen uit de bulen. Daarna worden de bulen met een loshei die een losbeitel aanslaat losgeslagen en kan de lijnkoek uit de haren worden gestroopt.
Na een bepaald aantal slagen klinkt er een belletje en de molenaar schort dan de slaghei op, d.w.z. hij tilt de hei zover op dat de spaken van het wentelwiel de vuisten in de slaghei niet meer raken.
Door de vettige rook die er in de molen opsteeg zette zich dit ook af op de vang. Deze vettigheid zou ervoor zorgen dat de vang niet meer werkt.
Een pompraam. Deze dient alleen als tegenwicht.
Trekkend. De zaagramen zijn zo zwaar uitgevoerd dat ze op hun eigen gewicht kunnen zagen. De draaiende krukas tilt de zaagramen via de wuifelaars of kolderstokken alleen maar op.
Via een krabbelwerk wordt de zaagslede langzaam langs de zaagramen geleid.
De hoeveelheid werknemers en de hoeveelheid water die nodig is om papier te maken.
De windmolen, maar de watermolen is fijner af te stellen en draait daardoor regelmatiger.
Onderslag, middenslag en bovenslag, waarbij de bovenslagmolen als enige op gewicht werkt en de beide andere op stroomsnelheid.