Zie pagina 7-9 HWV. In de bovenste zone op ons halfrond (de polaire cel) daalt koude lucht van de polen af naar het zuiden, over de aardoppervlakte. De afbuiging naar rechts geeft een wind naar het oosten. De lucht warmt ondertussen op en stijgt dus op. Aan de evenaar, in de Hadley cel, stijgt hete lucht op, veroorzaakt een westelijke wind onder de tropopauze en cirkelt afkoelend weer neer op de aarde - ook resulterend in een oostenwind. De tussenliggende Ferrel cel wordt geforceerd door stijgende lucht van de polaire cel in het noorden en dalende lucht van de Hadley cel in het zuiden en draait dus "verkeerd om". Dat geldt ook voor de luchtstromen, dus: de wind komt overwegend uit het westen in onze streken.
Tot windkracht 5 (en dus tot en met windkracht 4).
Tot windkracht 7 (en dus tot en met windkracht 6)
Bij het afschieten heeft de raket dezelfde snelheid als een punt dat op de evenaar rondraait. De evenaar is 40.075 km lang en draait in (bijna) 24 uur een keer rond. Een punt op de evenaar beweegt zich dus met een snelheid van 40.075/(bijna) 24 uur = 1.670 km/h oostwaarts. Bij ons in Groningen op de 51-ste breedtegraad gaan we “maar” met 1.050 km/h oostwaarts rond omdat de diameter van de aarde daar kleiner is. De raket blijft na opstijgen echter de zijdelingse snelheid van 1.670 km/h houden en buigt dus ogenschijnlijk naar rechts af.
Dat komt omdat ze los op de jukken worden gelegd bij de constructie.
Bovenlucht is de luchtlaag ongeveer 1 km boven de molen. De lucht is, door druk van de atmosfeer, in de onderste luchtlagen dichter en beweegt trager. Maar de bovenlucht is dunner en dus neemt deze de invloeden van drukgebieden sneller over. Je kunt aan de bovenlucht vaak al zien wat de wind bij je molen over een tijdje gaat doen.
Relatieve luchtvochtigheid geeft aan hoeveel procent van de maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp er (bij een bepaalde temperatuur) in de lucht zit.
Deze daalt. Dat komt omdat bij hogere temperatuur er meer waterdampmoleculen tussen de andere luchtmoleculen "past".
Lucht bestaat uit een menging van gassen: op onze hoogte bestaat ongeveer 78% van het volume uit stikstof, 21% uit zuurstof. De overige 1 procent bestaat uit koolzuurgas (koolstofdioxide, zo ongeveer 0.03%) en waterdamp (tot 0.7 %).
Dat er dalende lucht (hoge druk) ontstaat op een breedtegraad die warmer is dan dan de breedtegraad waar de circulatie begint (opstijgende lucht, lage druk). That is normaal net andersom: de lucht stijgt op waar het warmer is en daalt waar het koeler is.