De lijnen heten isobaren en verbinden alle punten met gelijke luchtdruk en dit wordt weer aangegeven met de getallen die erbij staan.
Mist.
Als lucht met waterdamp erin gaat afkoelen zal hij minder waterdamp kunnen bevatten. Deze waterdamp gaat condenseren en wordt daardoor zichtbaar als een wolk.
Er gebeurt nauwelijks iets. De warmer wordende lucht wordt relatief minder vochtig doordat de luchtmoleculen verder uit elkaar komen te liggen en kan dus meer waterdamp bevatten.
Kennelijk koelt de lucht rond de wolk af waardoor de relatieve vochtigheid boven de 100% komt. De damp moet wel condenseren en de wolk zal groeien.
Een wolk begint als gecondenseerde waterdamp maar daarna kunnen de druppeltjes veranderen in ijskristallen.
Een bui brengt zijn eigen wind mee. Bij de nadering van een bui zal de relatief warme lucht voor de bui opstijgen en er ontstaat een “zuiging” naar de bui toe. De afkoeling in de bui zorgt dan weer voor valwinden vooral aan de voorkant van de bui. Deze valwinden kunnen erg heftig zijn en daarna gaat het meestal hard regenen. Omdat je niet precies weet hoe hard het zal gaan waaien is het verstandig om de molen stil te zetten, bliksemafleider erop en aan de ketting.
Een warmtefront begint meestal met wat hoge bewolking als vegen en flarden met een kring om de zon. Vervolgens wordt de bewolking dikker en melkachtig en daarna een grijze lucht, gevolgd door een druilerige regen. Het gaat allemaal tamelijk rustig maar kan wel lang duren. Als het front voorbij is klaart het op.
De nadering van een koufront begint met een wolkenband waaruit vaak regen valt, te zien als een sluier eronder. De koude lucht duwt de warme lucht snel weg met daarbij felle buien, windstoten en scherpe opklaringen. Er treedt een relatief snelle temeratuurdaling op.
In de winter koud met hagel sneeuw en regenbuien. Redelijke maalwind. In de zomer een goede maalwind over het algemeen matig koude wind.
In de zomer niet erg krachtig en tamelijk slechte maalwind, tamelijk onbetrouwbaar is ook een onweershoek. In de winter een goede maalwind.
‘s Zomers is dit de Zuidoostelijke wind want wisselvallig en onstabiel. Slechte maalwind en onweershoek. Wind kan plotseling omgaan. ‘s Winters is dit de Noordwestelijke wind want veel novemberstormen, veel kans op buien met hagel en sneeuw en niet erg standvastig. Werkwind.
De kap met een voeghouten kruiwerk.
Buiten de kap zitten de schoren aan de spruiten vast. Hiermee wordt de kracht van de kruikabel overgebracht van de staartbalk naar de kap.
Het achtkant van een molen is op druk gebouwd. De verbindingen kunnen niet loskomen als ze eenmaal in elkaar zijn gewerkt. De pennen zouden er zelfs uitgehaald kunnen worden en dan blijft alles nog precies zo zitten. IJzer was destijd een veel te duur materiaal en moest speciaal gesmeed worden.
De verbinding blijft veel sterker als er maar een klein deel wordt weggenomen bij de verbinding.