Les 12
(2021)

Er worden grote krachten uitgeoefend op de constructie tijdens het draaien, maar vooral tijdens het vangen. De benodigde stijfheid van deze constructie verkrijgt men door zware balken en stijlen toe te passen.

De steenburrie oefent 2/3 van het gewicht uit en de voegburrie 1/3. Dit gaat overigens alleen op bij nieuw gebouwde wipmolens. Doorzakken van steenburrie en slijtage van de neuten komt voor waardoor de gewichtsverdeling kan veranderen.

De afstand tussen de beide zetels op de ondertoren is niet erg groot en er moet enige speling zijn om te kunnen kruien. Hierdoor is de beweging veel groter dan bij de standaardmolen.

Hieraan worden de trapschoren bevestigd om te kunnen kruien en om de trap op te bouwen.

De staartbalk hangt aan de achterzomer met een zware beugel en steekt met een pen in het achterkalf van de voegburrie.

De trap met trapschoren en slof hangt eraan, samen met de hangbomen en het kruiwerk zit eraan.

90 % van het gewicht van het gevlucht, bovenas en bovenwiel rust op de windpeluw. Om doorzakken van deze balk te voorkomen wordt hij ondersteund door het blokkeel op de borstnaald.

Er wordt een extra spruit door de kast geschoven waaraan de schoren worden vastgemaakt.

Dit zijn de daklijst, de steenlijst en de waterlijst in het zijbint.

De daklijst.

Ze zijn doorontwikkeld als korenmolen, oliemolen en ook als stellingkorenmolen.

Iets dikkere kruineuten plaatsen op de bovenzetel en NIET VERGETEN goed smeren.

De voor- en de achterbril zijn tamelijk dikke balkjes en zitten voor en achter aan de hangbomen. Er zit een rond gat in waar doorheen de munnik van het kruiwerk steekt.

De wind zal gedurig krimpen via O naar N. We kruien wat mee.

Uitkijken. Molen stilzetten en, indien mogelijk, afzeilen, aan de ketting leggen met de bliksemafleider erop en de teruglooppal. De wind zal in zeer korte tijd 180 graden draaien en de molen zal de andere kant op willen draaien. Uiterst gevaarlijk dus als er niet snel wordt gehandeld.

🔝