Les 15
(2021)

De standaardmolen is ouder. De draaibare kap moest nog worden uitgevonden.

Er moet met 2 man worden gekruid. Het is overigens wel een schitterend staaltje van molenmakerswerk om zoiets te maken.

De binnenkruier heeft geen staart maar er steekt achter alleen een vangstok uit.

Binnenin hangen tussen en aan de voeghouten 2 hangeniersbalken, ongeveer 40 cm uit elkaar en hieraan zitten 2 kruipollen vast die op hun plaats worden gehouden door schoren. Tussen deze pollen draait het kruirad in een asgat door de pollen heen. Aan de achterzijde zit de munnik geborgd met een stalen pen zodat hij er niet uit kan schieten. Het kruirad is bij de handvatten verstevigd met overlappende gordingstukken. In het boventafelement zitten per deel 2 kruikrammen waarin het kruiblok wordt gehaakt. Door dit kruiblok loopt de kruireep waarmee de kap gedraaid kan worden. Aan een balk die op de roosterhouten ligt hangen de dood- en bezetketting die op hun beurt op de kruikrammen kunnen worden geplaatst, geborgd door een schotel. Het kruiblok zorgt ervoor dat de molenaar tweemaal zoveel kracht kan uitoefenen maar er is wel tweemaal zoveel kruireep nodig.

Bij strakzetten van deze kettingen wordt voorkomen dat de kap gaat raggen of zich verplaatst.

De binnenkruier heeft geen lange spruit en trouwens ook geen korte spruit.

De functie van de schoren is het overbrengen van de kruikracht, uitgeoefend door het kruiwerk aan de staartbalk, via de spruiten op de kap en ten tweede ervoor te zorgen dat de staartbalk niet tegen het achtkant aankomt.

De hangers zorgen ervoor dat de lange schoren, mochten ze losschieten, niet in het draaiende gevlucht kunnen vallen. Ze zitten boven aan de korte spruit en onder ongeveer in het midden van de lange schoren.

Klapmutsen zijn plankjes die over het kopse hout van de schoren zijn geplaatst om inwatering en rotting van de schoren te voorkomen. Ze worden ook wel petten genoemd.

Bij de Hollandse molen komen de schoren samen op 1 punt, iets boven het kruiwerk en bij de Groninger molen is dit niet het geval. Vooral van een afstand is dit goed te zien, dan lijkt het of de schoren van de Groninger molen evenwijdig naar de staartbalk lopen.

Voornamelijk de grootte, het windkoppel of kruihaspel bestaat uit enkele spaken, doorgestoken in de munnik, soms achter elkaar. Het kruirad is vaak groot met veel spaken die vlak bij de handvatten verbonden zijn met een gording en de molenaar kan in het rad lopen om te kruien en het kruiwiel dat er een beetje tussenin zit.

Ze steken allemaal door de staartbalk, een beetje schuin en bij het opwinden komt de munnik naar buiten en bij het aflopen schuift hij weer naar binnen.

Dit is een zelfkruier.

De zelfkruiende molen mag NOOIT worden vastgelegd en ook de wieken mogen niet worden vastgelegd met een ketting. De bliksemafleiding geschiedt via een hoogstekende staaf op de kap die door de molen naar beneden wordt geleid.

De windroos heeft bladen die onder een hoek van 45 graden staan en hierdoor zowel links als rechtsom kunnen draaien. De roos zal blijven draaien zolang hij niet recht in de wind staat. Hij is met assen en tandwielen verbonden met een tandkrans op de kruivloer binnen en zorgt ervoor dat het gevlucht recht op de wind komt te staan. De overbrengingsverhouding ligt meestal in de buurt van 1 : 8000. Snel ruimende of krimpende wind kan voor problemen zorgen, nl. de molen kruit niet snel genoeg en kan daardoor zwaar beschadigd raken. Enkele jaren geleden gebeurde dit in Greetsiel. Daar waaide de complete kap van de molen af. Bedenk dat bij wind van achteren geen contragewicht aanwezig is zoals de staart en de schoren.

🔝