Een dollenwiel dient voor licht werk, bijv. een roerijzer aandrijven en het is een schijf met daarop haaks ronde staafjes gemonteerd, de zogenaamde dollen.
Een lantaarnwiel is hoger dan breed, ziet eruit als een ouderwetse lantaarn. Bij de standaardmolen worden vaak lantaarnwielen gebruikt als steenrondsel. Doordat er geen steenspil aanwezig is kan hiermee toch de juiste snelheid worden verkregen.
De steenspil moet op en neer kunnen bewegen om het lichten en bijleggen van de steen te faciliteren.
Een bovenwiel bestaat uit kruisarmen met soms spouwarmen, plooistukken en velgen. De kruisarmen worden halfhouts in elkaar gestoken en de plooistukken worden er met zwaluwstaart-verbindingen op gewerkt. Hierop worden de voor- en achtervelg vastgebout ter verdikking van de buitenrand. In deze rand worden gaten gemaakt waardoorheen de kammen worden gestoken en aan de achterzijde geborgd met wiggen die op hun beurt weer geborgd zijn met een spijkertje. De verdikte buitenkant zorgt dat de vang op een groter oppervlak kan vangen. Het bovenwiel is over het algemeen het grootste kroonwiel in de molen.
Nee, de vang blijft op dezelfde plek. Dat kan niet anders, hij zit immers met stutten en vorken, koebout/vanganker en buikstukanker op een vaste plek in de kap.
Verschillende houtsoorten geven minder slijtage en gaan dus langer mee.
Een schietstaaf vervangt een kapotte staaf maar heeft een rond uiteinde aan één zijde. De kapotte staaf wordt verwijderd en er wordt een gat ter grootte van de dikte van de staaf geboord in één van de schijven.