Les 22
(2021)

Dat zit er niet. Een waterwiel is voor de aandrijving van een scheprad en de MvdGP heeft een vijzel.

Aangezien een scheprad loodrecht staat moet het waterwiel dat ook staan. Een vijzelwiel zit aan de vijzelbalk vast en die ligt onder een hoek in de vijzelkom.

De overbrengingsverhouding van het gevlucht naar het scheprad is 1 x scheprad 2 x gevlucht. Om voldoende vertraging te krijgen is het waterwiel dus groot uitgevoerd. Het waterwiel is één van de grootste wielen in de molens.

Om de plooistukken tussen de kruis- en spouwarmen zoveel mogelijk even groot te houden worden naar buiten gebogen kruis en spouwarmen toegepast.

Kammen worden afgerond om zo soepel mogelijk in elkaar te grijpen en ook af te wikkelen. De beste smering van de kammen is pure bijenwas omdat deze was niet in het hout trekt maar de oppervlakte wel erg glad maakt.

Bij het gieten van de wielen worden al de uitsparingen waardoorheen de kammen worden gestoken uitgespaard. Als de kammen zijn ingestoken worden ze met zwaluwstaartvormige borgklosjes op hun plek gehouden. Het voordeel ervan is dat ze bij breuk en/of slijtage gemakkelijk kunnen worden vervangen. Haagbeukenhout wordt veel gebruikt voor deze kammen, het is hard, taai, splintert niet en is zeer glad af te werken.

Kammenwielen, sleepwielen, gaffelwielen, dollenwielen.

Over de gaffels loopt een lang touw zonder eind (is aan elkaar gesplitst) waarmee met de hand zakken graan en zakken meel kunnen worden opgetakeld of afgeschoten.

De vangstukken worden van populierenhout maar liever nog van wilgenhout gemaakt. Deze houtsoorten zijn taai, zacht en vooral erg slijtvast.

Beide neven zijn Vlaamse vanguitvoeringen, Schotebu is de vang mét schouderstuk en Tebu zonder.

Ja, de Hollandse stutvang en de houten en ijzeren bandvang.

Deze koppelen de vangstukken aan elkaar.

Nee, de maanijzers kunnen ook scharnierend tussen de vangstukken zitten.

De koebouten zitten door het rechter voeghout en zijn verbonden via het vanganker met het buikstuk. Zij voorkomen dat de vang gaat meedraaien met het gevlucht tijdens het vangen.

De vang blijft gewoon zitten. Hij zit vast aan het sabelijzer (het sabelstuk) en het vanganker. Hij rust op de rijklamp. De lendestut en de beide vorkstutten zorgen ervoor dat hij niet van z’n plaats kan. Het buikstuk wordt ook nog eens op z’n plek gehouden door een kettinkje of een haak naar de steunderbalk.

De teruglooppal is een balkje met enkele naar boven afgeronde kammen. Hij dient ervoor om te voorkomen dat de molen achteruit gaat draaien en door de afronding naar boven wordt de molen niet gehinderd in het vooruit draaien. Het is niet zo best voor de kammen dus alleen bij stilstaand gevlucht gebruiken.

De vangbalk trekt de vangstukken via het sabelijzer strak om het bovenwiel. Echter als het gevlucht terug wordt bewogen dan worden de vangstukken a.h.w. opgelicht en de vang werkt ineens veel minder goed. Leve de teruglooppal. Het terugdraaien wordt voorkomen.

🔝