Les 28
(2021)

De kapzolder. Hier wordt de kruivloer/kruiring/overring gecontroleerd en ook de rollen en neuten. Verder wordt gecontroleerd op smering (was op de kammen, voldoende vet op glijdende vlakken en hals- en penlager). En tenslotte worden de vang, de wiggen en de boshouten op gebreken gecontroleerd. En passant ook even de beet van de kammen van het bovenwiel en de bonkelaar checken.

Alleen de hoogst noodzakelijke voorwerpen op de kruizolder laten staan en zet deze dan zoveel mogelijk tegen de buitenkant aan, of geef ze een plaats bovenop het hemelhout.

De luizolder bij de korenmolen en de begane grond bij een poldermolen want hier bevinden zich meestal de wielen die de werktuigen aandrijven. Ook hier is een inspectie op z’n plaats. Zitten alle kammen nog vast, zijn er geen gescheurde of gebroken kammen etc.

Weer afhankelijk van de molen, hoe ziet het wiekenkruis eruit, geen uitgetrokken plukken riet, alle lichtkisten nog heel, stellingdelen met liggers, schoren en sluitingen. Kruipalen nog goed, hoe ziet de staart eruit met de schoren, bliksemafleiding nog compleet etc.

Zeker als een molen lang stil heeft gestaan kan er van alles mis zijn dat niet direct bij inspectie opvalt. Even laten draaien en goed kijken en luisteren en een keertje vangen geeft een bepaalde zekerheid over de conditie van de molen.

De molen moet niet te hard en niet te langzaam draaien, afhankelijk weer van het werk wat hij moet doen. Een poldermolen draait over het algemeen sneller dan een korenmolen. Onbelast zal er veel minder of helemaal geen zeil nodig zijn en dan gaat het al hard genoeg.

Tegenwoordig is een molenzeil van kunststof gemaakt, meestal WK77. Dit zeildoek vervangt het stuggere katoenen zeil dat eeuwenlang dienst heeft gedaan en goedkoper was dan het linnen zeil, maar korter meeging. Linnen zeilen waren erg sterk en zeer soepel. Soms zelfs zo soepel dat ze door de hekken heen bolden.

Op het moment dat je staande bij de molen geen wind meer voelt is dat de plek waar de staart moet komen.

Om zeilslag te voorkomen kan de molen beter een beetje krimpend staan. Als je bij de staart met je gezicht naar de molen gaat staan en een klein beetje wind langs je rechterwang voelt staat de molen iets krimpend.

Bij voorleggen van een zeil klimt men zonder valbeveiliging in de wiek en bij voordragen is valbeveiliging verplicht.

Er wordt begonnen met zeil minderen op de buitenroede, tenzij de binnenroede zwakker is. Van oudsher waren de assen van hout en gaf de roede die het verste weg zat de meeste dwarskracht af. Bij de ijzeren bovenas is dit veel minder het geval maar wordt het oude gebruik in ere gehouden.

Vanwege de plompe achtkant is er veel meer zeilslag op de binnenroede dus zwichten op de binnenroede voorkomt veel zeilslag waardoor ook minder slijtage.

Stoppen is geen optie de polder moet droog. Je kunt als uiterste mogelijkheid de molen nog krimpend zetten, beter is om toch maar te stoppen.

Zwichten met de staart doet men krimpend en vangen met de staart ruimend. Bedenk hierbij wel dat krimpend kruien met een draaiende molen heel zwaar gaat dus beter eerst vangen en dan pas kruien als dat mogelijk is. Ruimend kruien blijft een linke bezigheid, liefst met twee mensen uitvoeren en met een betrouwbare bezetketting of -reep.

's Winters een koude wind met kans op vorst en ’s zomers meestal een koele wind. Soms wat buiïg. Redelijk goede maalwind maar hij blijft maar kort, vanwege de dagelijkse gang waar hij om bekend staat. “’s Morgens een kind, ’s middags een vent en ’s avonds in z’n hemd.”

🔝