De vang. Deze veranderd de molen van een levensgevaarlijk instrument vol draaiende delen in een verzameling tamelijk onschuldige houtverzameling.
Omdat bij verkeerde bediening en/of onvoldoende inspectie en onderhoud de vang brand kan veroorzaken.
De vangbalk moet steeds verder zakken en raakt op een gegeven moment de kapzoldervloer. Dit leidt tot slepen van de vang, de molen stopt niet meer en laat je dit zo geworden dan vliegt de boel in brand.
De molenmaker bellen (of de eigenaar en die dat laten doen).
De klink kan met de punt boven op de vangbalk komen te staan waardoor de vang niet meer te bedienen is.
De maanijzers en de bouten, eventueel de ogen, moeten geen scheurtjes hebben en niet doorgeroest of doorgesleten zijn. De vangstukken moeten niet versleten zijn. De vangstukken horen geen scheuren te hebben. De koebouten en het vanganker moeten stevig vast zitten en geen breuk hebben of doorgeroest zijn. De vang moet goed geschoord zijn met stevige stutten en vorken en het "ketje" (tussen buikstuk en steunder) of de stang die daar ook wel zit. De moeren moeten aangedraaid zitten. Er moeten geen dwarsscheuren in de vangstukken zitten en eventuele al bestaande lengtescheuren moeten niet verder doorgelopen zijn.
Je moet de spijkers niet met een hamer eenvoudig weg weer vastslaan, want de gaten waarin ze zaten zijn vrijwel zeker uitgelubbert en houden de spijker niet meer. Daarom zit hij juist los. Je kunt mogelijk een gat door het vangstuk en de maanijzers boren en dan de boel met een bout en moer vastzetten.
Als de maanijzers bijna het bovenwiel raken.
De vangstukken zijn van wilgenhout gemaakt (ook wel eens van populierenhout). De bomen werden vroeger kunstmatig krom getrokken waardoor de vezels van de vangstukken die uit dat kromme hout gezaagd werden in de lengte langs het bovenwiel liepen. Dat leverde grote vangkracht en veel minder slijtage op.
De vang werkt mogelijk niet goed meer en verder kan de ezel los gaan zitten.
Men maakt dan een gat in de vloer zodat het sabelijzer vrij kan bewegen.
Omdat de kapzoldervloer (met gat) stilstaat en de kap (met sabelijzer) ronddraait bij kruien.
De trog: blauw. De rug: rood.
De trog is een bult warme lucht in een koude omgeving (een lagedrukgebiedje). Een rug is een bult koude lucht in een warme omgeving (een hogedrukgebiedje). De kleur van de lijn geeft dus de omgevingstemperatuur aan, de kern is juist andersom in temperatuur.
Nee! Je moet dan alsnog netjes plaatsen. Die zijn immers niet alleen om de bezoekers te beschermen maar vooral om de mogelijk door bezoekers afgeleide molenaar tegen het in hte gevlucht lopen te beschermen. ALTIJD HEKJES OF NETJES PLAATSEN!
Nee, daar heeft de zomerse oostenwind niet veel last van. Ze waait dag en nacht door.
De zuidooster. Dat is de onweershoek. Onweer uit het zuidoosten kan verraderlijk snel opkomen en heel heftig zijn.
Ongeveer 1 op 2, dus gaat het gevlucht één keer rond, dan de vijzel twee keer.
Ongeveer 2 op 1, dus gaat het gevlucht 2 keer rond gaat het scheprad één keer rond.